Werkwoordspelling

Werkwoordspelling
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Tegenwoordige tijd
Ik  = stam
Jij/je = stam + t 
Zij/hij = stam + t
U = stam + t
Wij = stam  + en
Jullie = stam + en
Zij = stam + en

Slide 2 - Slide

Ik (vinden) deze trui mooi.
A
vind
B
vindt
C
vinden

Slide 3 - Quiz

Hij (vinden) deze trui niet mooi.
A
vind
B
vindt
C
vinden

Slide 4 - Quiz

Voltooid deelwoord
Begint met ge- en eindigt op een d of een t.
Staat nooit als enige werkwoord in een zin



Ik heb gewerkt. 
Ik heb de tafel geverfd.

Slide 5 - Slide

voltooid deelwoord   
sterke werkwoorden
veranderen van klank
zwakke werkwoorden
ge+stam+t/d
Er zijn geen regels voor het vervoegen van sterke werkwoorden. 
Je moet ze onthouden. 

Zij hebben gelopen.
De kast is verkocht.
Dat hebben wij vermeden. 
Ik ben verrast. 

Bij het voltooid deelwoord gebruik je het 't ex-kofschip 
om zeker te weten of je een t of een d moet schrijven. 
Vaak wordt het voorvoegsel ge- voor de stam van het werkwoord geplaatst en komt er een d of t achter. 
veel werkwoorden die beginnen met be-, er-, ge-, her-, ont- of ver-: bewonen - bewoond, erkennen - erkend, gebeuren - gebeurd, herinneren - herinnerd, ontdekken - ontdekt, verdelen - verdeeld
In een zin met een voltooid deelwoord 
is de persoonsvorm een hulpwerkwoord. 
Wij hebben de tas gevonden. 
Ik ben verrast. 

Slide 6 - Slide

Ik klop op de deur --> ik heb op de deur geklopt. 

Kloppen --> -en --> klopp
P staat in het softketchup dus geklopt.

Ik kook vanavond --> ik heb vanavond gekookt. 




Slide 7 - Slide

Ik heb een afspraak (maken)
A
gemaakt
B
gemaakd

Slide 8 - Quiz

De jongen heeft buiten (spelen)
A
gespeelt
B
gespeeld

Slide 9 - Quiz

Ik woon in Amerika.

Slide 10 - Open question