Herhaling

Vragen herhaling GMK
1 / 28
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Vragen herhaling GMK

Slide 1 - Slide

Pijnbestrijding is een
A
causale behandeling
B
symptomatische behandeling
C
preventieve behandeling
D
substitutietherapie

Slide 2 - Quiz

Fytotherapie is:
A
Homeopathie
B
Behandelingswijze met kruiden
C
behandeling met geneesmiddelen
D
Acupunctuur

Slide 3 - Quiz

Belangrijk bij het gebruik van oogdruppels is:
A
10 seconden de ogen dichthouden
B
De ogen goed naspoelen
C
Stoppen bij prikkend gevoel na druppelen
D
Dichthouden van de traanbuis

Slide 4 - Quiz

Orale tabletten:
A
Werken systemisch en geven dus meer kans op bijwerkingen
B
Werken Lokaal en geven dus meer kans op bijwerkingen
C
Werken systemisch en hebben dus minder bijwerkingen
D
Werken Lokaal en geven dus minder kans op bijwerkingen

Slide 5 - Quiz

NSAID's zijn:
A
Antipyretisch
B
Analgetisch
C
Antiflogistisch
D
A,B en C zijn allemaal juist

Slide 6 - Quiz

Opioiden niet gebruiken met:
A
Hypnotica
B
sedativa
C
Anxiolitica
D
A, B en C zijn juist

Slide 7 - Quiz

Zwakke opioiden zijn:
A
Fentanyl en oxycodon
B
Oxycodon en tramadol
C
Tramadol en Codeine
D
Tramadol en Caffeine

Slide 8 - Quiz

Lithium en NSAID's
A
Hebben geen interacties
B
Kunnen samen nierschade geven
C
Vergoten de kans op een maagbloeding
D
Geven een grotere bloedingsneiging

Slide 9 - Quiz

Onder de opiumwet vallen:
A
Sterke opioiden
B
Psychostimulantia
C
Benzodiazepinen
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 10 - Quiz

Benzodiazepinen en alcohol
A
Het effect van bezodiazepinen wordt versterkt
B
Geven leverschade
C
Vergroten de kans op alcohol misbruik
D
A, B en C zijn juist

Slide 11 - Quiz

Oxazepam is een:
A
Sterk werkende opiaat
B
Benzodiazepine
C
SSRI
D
TCA

Slide 12 - Quiz

Wat is het effect van cromoglicinezuur
A
Ontspannen spieren van de luchtwegen
B
Ontstekingsremmend
C
Stabilisatie mestcellen
D
Verlaagd de hoestprikkeldrempel

Slide 13 - Quiz

Cetrizine is een
A
Histemineafgifte-remmende stof
B
Corticosteroid
C
Antibioticum
D
Antihistaminicum

Slide 14 - Quiz

I NSAID's geven bij rectale toediening geen maagschade
II Bij risicogroepen geef je preventief een maagbeschermer
A
I is waar II is niet waar
B
I is niet waar II is waar
C
Beide stellingen zijn waar
D
Beide stellingen zijn niet waar

Slide 15 - Quiz

Anti-epileptica
A
Kunnen de betrouwbaarheid van de pil verminderen
B
Moeten zo nodig gebruikt worden
C
Werken ook tegen depressie
D
Worden alleen bij epilepsie gebruikt

Slide 16 - Quiz

Een bijwerking van corticosteroiden dermaal is
A
Jeuk
B
Dunne huid
C
Een verhoogde hartslag
D
Vollemaansgezicht

Slide 17 - Quiz

Een bijwerking van corticosteroiden oraal is
A
Jeuk
B
Dunne huid
C
Een verhoogde hartslag
D
Vollemaansgezicht

Slide 18 - Quiz

Een bijwerking van corticosteroiden nasaal is
A
Vollemaansgezicht
B
Bloedneus
C
Tremor
D
Loopneus

Slide 19 - Quiz

Corticosteroiden
A
Verhogen de bloedsuiker
B
Verhogen de natriumspiegel
C
Verhogen de kaliumspiegel
D
Verhogen het cholesterol

Slide 20 - Quiz

Miconazol en Vitamine K antagonisten
A
Geven een verhoogde bloedingsneiging
B
Zorgen voor een dunne huid
C
Geven leverschade
D
Er is geen interactie

Slide 21 - Quiz

Welke van de volgende factoren speelt GEEN rol bij het ontwikkelen van HVZ
A
Hoog cholestrol, roken
B
DM type II, geslacht
C
Leeftijd, Hoge bloeddruk
D
Alcohol en drugsgebruik

Slide 22 - Quiz

Welk middel is een cholesterolsyntheseremmer
A
Ezetemib
B
Sucralfaat
C
Colestyramine
D
Simvastatine

Slide 23 - Quiz

Meneer Jansen krijgt spierpijn na het gebruik van simvastatine. Wat moet hij doen?
A
Voltarengel smeren op de pijnlijke spieren
B
Simvastatine doorgebruiken. Dit gaat vanzelf over.
C
Overstappen op een andere groep cholesterolverlagers
D
Overstappen op een andere statine of de dosering verlagen

Slide 24 - Quiz

Meneer Aslan gebruikt een bloeddrukverlager. Zijn bloeddruk is niet onder controle:
A
De dosering van zijn bloeddrukverlager moet omhoog
B
Hij moet overstappen op een andere groep bloeddrukverlagers
C
bloeddrukverlager uit een andere groep toevoegen
D
Hij moet een hartoperatie ondergaan

Slide 25 - Quiz

Hartglycosiden en diuretica
A
Mogen nooit samen gebruikt worden
B
Hypokalieme versterkt het effect van hartglycosiden
C
Hyperkalieme versterkt het effect van hartglycosiden
D
Kunnen zonder problemen samen worden gebruikt

Slide 26 - Quiz

Betablokkers hebben als (relatieve)contraindicatie
A
Diabetes
B
Astma
C
COPD
D
A, B en C zijn juist

Slide 27 - Quiz

Een bijwerking van tetracyclines is
A
Verkleuring van de tanden bij kinderen
B
Overgevoeligheid voor UV-Licht
C
A en B zijn juist
D
Antibiotica geven weinig bijwerkingen

Slide 28 - Quiz