Futur proche

SALUT !
-Ga op je plek zitten
-Doe je jas uit
-Leg je boek op tafel
-Log in op de LessonUp
-Kijk naar de docent
1 / 16
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

SALUT !
-Ga op je plek zitten
-Doe je jas uit
-Leg je boek op tafel
-Log in op de LessonUp
-Kijk naar de docent

Slide 1 - Slide

Qu'est-ce que nous avons fait 
-Vraagwoorden
-Lezen & luisteren

Slide 2 - Slide

Sleep het juiste vraagwoord in de vraag:

........................  tu vas (ga) à l'école ?
Foute antwoorden
Qui
Qu'est-ce que
Comment
Pourq uoi
Quand
Combien de

Slide 3 - Drag question

Sleep het juiste vraagwoord in de vraag:

........................  tu as fait (gedaan) à Paris ?
Foute antwoorden
Qui
Qu'est-ce que
Comment
Pourquoi
Quand
Combien de

Slide 4 - Drag question

Sleep het juiste vraagwoord in de vraag:

........................     est ta fête d'anniversaire ?
Foute antwoorden
Qui
Qu'est-ce que
Comment
Pourquoi
Quand
Combien de

Slide 5 - Drag question

Les objectifs
-Ik kan vertellen wat ik in de toekomst ga doen met de toekomende tijd (futur proche)

Slide 6 - Slide

Le programme
-Uitleg
-Samen oefenen
-Zelf werken
-Nakijken

Slide 7 - Slide

De toekomende tijd
le futur proche

Ik ga morgen naar de supermarkt om brood te halen.

Maandag ga ik altijd naar school fietsen.

Slide 8 - Slide

De toekomende tijd
Gaan + heel werkwoord
Ik ga
Je vais
Jij gaat
Tu vas
Hij/ zij/ men
Il/ elle/ on va
Wij gaan
Nous allons
Jullie/ u gaat
Vous allez
Zij gaan
Ils/ elles vont

Slide 9 - Slide

De toekomende tijd
Ik ga eten
Je vais manger
Jij gaat eten
Tu vas manger
Hij/ zij/ men eten
Il/ elle/ on va manger
Wij gaan eten
Nous allons manger
Jullie/ u gaat eten
Vous allez manger
Zij gaan eten
Ils/ elles vont manger

Slide 10 - Slide

Welke twee onderdelen heb je nodig voor de toekomende tijd (futur proche) ?

Slide 11 - Open question

Welke opties is een goede vertaling van de toekomende tijd (futur proche) ?
A
Ik heb gegeten
B
Ik at
C
Ik eet
D
Ik ga eten

Slide 12 - Quiz

je ............. (manger, futur proche) un croissant
A
vais manger
B
va manger
C
mange
D
ai mangé

Slide 13 - Quiz

Il ............. (parler, futur proche) anglais

Slide 14 - Open question

Nous ......... (trouver, futur proche) un restaurant

Slide 15 - Open question

Au travail p. 75
Fait les exercices 29de, 30, 31, 32

Slide 16 - Slide