This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Items in this lesson
6. Het parlement
Slide 1 - Slide
- Wie zitten er in het parlement?
- Wat doet het parlement?
- Wat mag het parlement?
Slide 2 - Slide
Wie: Parlement
Slide 3 - Slide
Eerste kamer
-75 zetels
indirect gekozen
Tweede kamer
-150 zetels
direct gekozen
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Slide 6 - Video
Wat?
Slide 7 - Slide
Recht van amendement
wetsvoorstellen aanpassen
amendement = wijzigingsvoorstel
Recht van initiatief
Kamerleden kunnen zelf met een wetsvoorstel komen.
Stemrecht => Zowel de Eerste als Tweede Kamer heeft stemrecht
Wetgevende rechten die alleen de Tweede kamer heeft
Slide 8 - Slide
Recht van interpellatie
minister ter veranwoording roepen. Hij/zij moet dan naar het parlement komen.
Recht om een motie in te dienen
recht van de kamer om hun mening te geven of bijvoorbeeld aan te dringen op maatregelen.
Controlerende rechten van de Eerste- en Tweede Kamer (2)
Slide 9 - Slide
Recht van enquête
(het recht om een gedetailleerd onderzoek te doen naar een onderdeel van het regeringsbeleid)
Vragenrecht
Recht van de Tweede Kamer om het kabinet vragen te stellen ('vragenuurtje’ of schriftelijk)
Controlerende rechten van de Eerste- en Tweede Kamer
Slide 10 - Slide
Medewetgevende taak
-stemrecht
wetten goed of afkeuren
-recht van amendement
wetsvoorstellen veranderen
- recht van initiatief
zelf wetsvoorstellen maken
Controlerende taak
-vragenrecht
Recht om vragen te stellen aan ministers
-motie recht
-recht van interpellatie
Ministers 'ter verantwoording roepen'
-enquete recht
Recht om onderzoek te doen
Slide 11 - Slide
Tot slot...
na de video :
Wat is het verschil tussen coalitiepartijen en oppositie partijen?
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Video
Aan de slag
Maken paragraaf 3.5
Slide 14 - Slide
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1. De Tweede Kamer bestaat uit de leden van de oppositiepartijen. 2. De regering bestaat uit de ministers van de coalitiepartijen + koning
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.
Slide 15 - Quiz
Van welke partij is de minister-president altijd lid?
A
een linkse partij
B
een middenpartij
C
een oppositiepartij
D
een coalitiepartij
Slide 16 - Quiz
De Kamerleden keuren een wetsvoorstel van een minister goed. Van welk recht maken de Kamerleden gebruik?