Blok 2 les 5 - Woordenschat Contextzinnen en werkwoordspelling VD en BNW

Nederlands
Blok 2. Les 5.
- Woordenschat
- Herhaling les 1 - 4
1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Nederlands
Blok 2. Les 5.
- Woordenschat
- Herhaling les 1 - 4

Slide 1 - Slide

Lesinhoud
- Huiswerk
- Filmfragment (woordenschat)
- Oefening 1. Woordenschat
- Oefening 2. Herhaling
- Huiswerk

Slide 2 - Slide

Huiswerk
Starttaal Online - 2F - Taalverzorging - Woordenschat - Contextzinnen
1. Oefening 7
2. Oefening 8
3. Oefening 9
4. Oefening 10
5. Oefening 11
6. Oefening 12


Maak alle oefeningen.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Oefening 1. Woordenschat
- 10 meerkeuzevragen
- Woordenschat - Contextzinnen
- Oefening 7 t/m 12

Slide 5 - Slide

De mobiele eenheid werd ..... met een grote groep gewelddadige demonstranten.
A
georiënteerd
B
gechanteerd
C
gemanipuleerd
D
geconfronteerd

Slide 6 - Quiz

‘Dat is .....!’, riep Sem toen zijn broer zijn nachtelijke uitstapjes dreigde te verklappen als hij hem geen honderd euro wilde lenen.
A
miniem
B
chantage
C
strategie
D
context

Slide 7 - Quiz

Welvaart is een ..... begrip als je die van ons vergelijkt met die van Afrika.
A
betrekkelijk
B
universeel
C
neutraal
D
autoritair

Slide 8 - Quiz

Er ..... geruchten dat de minister vandaag zijn verwachte aftreden bekend zal maken.
A
mijden
B
simuleren
C
delegeren
D
circuleren

Slide 9 - Quiz

De regering besloot weer eens de..........
op tabaksproducten te verhogen
A
debat
B
vooroordeel
C
affiniteit
D
accijns

Slide 10 - Quiz

De verzekeringsmaatschappij besloot alle geleden waterschade te..........
A
ontbinden
B
accentueren
C
compenseren
D
arceren

Slide 11 - Quiz

Met een .......... verschil in punten won de zwaargewicht de finale van de bokswedstrijd.
A
miniem
B
regionaal
C
incidenteel
D
competent

Slide 12 - Quiz

Per maand houd ik.......... ongeveer 100 euro over om te sparen
A
vrijblijvend
B
globaal
C
netto
D
nihil

Slide 13 - Quiz

Sandra is altijd op de hoogte van de
..........stand van zaken op de beurs
A
ondergeschikte
B
actuele
C
imposante
D
autoritaire

Slide 14 - Quiz

Om ons te.......... op onze vakantie in Griekenland, hebben we vast een stapel boeken over het land uit de bibliotheek gehaald.
A
ontbinden
B
pretenderen
C
oriënteren
D
confronteren

Slide 15 - Quiz

Oefening 2. Herhaling les 1-4
- 26 meerkeuzevragen
- Werkwoordspelling
- Stijlkwesties
- Woordenschat - Betekenissen
- Woordenschat - Contextzinnen

Slide 16 - Slide

(verwoesten) De ................. huizen
A
vewoestten
B
verwoeste
C
verwoesde
D
verwoesdden

Slide 17 - Quiz

(redden) De ...... zwemmer
A
redde
B
geredde
C
gerede
D
verredde

Slide 18 - Quiz

(verzinnen) Het ............ verhaal
A
verzonnen
B
verzonne
C
verzonde
D
verzonden

Slide 19 - Quiz

Ik ( vermelden ) het maar voor de zekerheid.
A
vermeld
B
vermeldt

Slide 20 - Quiz

Straks ( vinden ) hij ons werkstuk helemaal niks.
A
vind
B
vindt

Slide 21 - Quiz

Ik ( checken ) in, maar vergat om weer uit te checken.
A
checkte
B
checkten

Slide 22 - Quiz

De klokken ( luiden ) minutenlang toen de paus aankwam.
A
luidde
B
luidden

Slide 23 - Quiz

Hoe lang hebben zij over Nederland ( heersen )?
A
geheersd
B
geheerst

Slide 24 - Quiz

Het schip is ( stranden ) op een onbewoond eiland.
A
gestrand
B
gestrant

Slide 25 - Quiz

Janice heeft nooit erg op haar zusje (lijken ).
A
geleken
B
gelijken

Slide 26 - Quiz

Kaisia ( komen ) gisteren terug van vakantie.
A
kom
B
kwam

Slide 27 - Quiz

Ik leende ( zij / hun / hen ) wat geld.
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 28 - Quiz

Ik mag ( zij / hun / hen ) niet zo graag.
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 29 - Quiz

Ik probeer ( me / mijn ) er heus niet uit te kletsen hoor!
A
me
B
mijn

Slide 30 - Quiz

Vind je ( mij / mijn ) kerststukje mooier?
A
mij
B
mijn

Slide 31 - Quiz

( Deze / Dit ) dozen moeten nog de vrachtwagen in.
A
Deze
B
Dit

Slide 32 - Quiz

Over ( die / dat ) grindpad kun je niet stilletjes lopen.
A
Die
B
Dat

Slide 33 - Quiz

Ik wil liever naar Harry Potter ( als / dan ) naar een horrorfilm.
A
als
B
dan

Slide 34 - Quiz

Vragen is verstandiger ( als / dan ) gokken.
A
als
B
dan

Slide 35 - Quiz

Hij koopt alles (wat/dat/die) hij wil.

A
wat
B
dat
C
die

Slide 36 - Quiz

Het leukste (dat/die/wat) hij te vertellen had, wist ik al.

A
dat
B
die
C
wat

Slide 37 - Quiz

We gaan vanavond met zijn allen uit, (die/wat/dat) altijd heel gezellig is.

A
die
B
wat
C
dat

Slide 38 - Quiz

Van mindere kwaliteit
A
inferieur
B
identiek

Slide 39 - Quiz

gelijk, precies hetzelfde
A
dynamisch
B
identiek

Slide 40 - Quiz

het verlangen of streven naar iets
A
de aspiratie
B
de affiniteit

Slide 41 - Quiz

Iedere deelnemer aan dat.....
kreeg een kaartje met zijn naam erop
A
marketing
B
anekdote
C
perspectief
D
congres

Slide 42 - Quiz

Met een.....
verschil in punten won de zwaargewicht de finale van de bokswedstrijd.
A
regionaal
B
miniem
C
competent
D
incidenteel

Slide 43 - Quiz

Huiswerk
Starttaal Online - 2F - Taalverzorging - Woordenschat - Contextzinnen
1. Oefening 7
2. Oefening 8
3. Oefening 9
4. Oefening 10
5. Oefening 11
6. Oefening 12


Maak alle oefeningen.

Slide 44 - Slide