le 16 janvier 2025 H5 6e lesuur- leesvaardigheid - verschillende vragen

Comment lire un texte sans tout comprendre
Leesvaardigheid 
havo 5
1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Comment lire un texte sans tout comprendre
Leesvaardigheid 
havo 5

Slide 1 - Slide

Objectifs d'apprentissage


  • ik kan een juist/onjuist-vraag maken
  • ik kan een mc -vraag maken
  • ik kan een meerkeuze-invulvraag maken
  • ik kan een open vraag maken

Slide 2 - Slide

Welke vraag vind je lastig?
 mc-vragen
 juist/onjuistvragen
open vragen
meerkeuze-invulvragen

Slide 3 - Slide

Indeling
tekst met overwegend mc-vragen
tekst met meerdere juist/onjuistvragen
tekst met meerdere open vragen
tekst met meerdere meerkeuze-invulvragen

4 groepen en daarin tweetallen
instructiebladen per groepje

Slide 4 - Slide

Algemeen Stappenplan

Slide 5 - Slide

1. Juist / onjuist-vragen
Bij juist / onjuist-vragen moet je van meerdere - meestal drie - beweringen nagaan of ze overeenkomen met een deel van de tekst / een alinea.
1. Lees de beweringen zorgvuldig en markeer kernwoorden.
2. Zoek het tekstgedeelte op waarnaar wordt verwezen. 
3. Lees het betreffende gedeelte nauwkeurig door en vergelijk het met de beweringen. De beweringen staan meestal in volgorde van de tekst. LET OP DE GEMARKEERDE KERNWOORDEN EN/OF SYNONIEMEN VAN DEZE WOORDEN
4. Vind je bewijzen in de tekst dat de volledige bewering klopt? Dan is deze bewering juist. Klopt de bewering maar deels, dan is hij onjuist.
5. Kun je niets vinden in de tekst over één van de beweringen? Dan is deze bewering onjuist.
6. Noteer het nummer van de beweringen op je antwoordblad met juist of onjuist erachter.

Slide 6 - Slide

Oefenen met juist/onjuist 2021 tv3
2021 TV 3 : 
Tekst 5 : vraag 16 
Tekst 6 : vraag 18
Tekst 7 : vraag 20 (mkv) en 22
Tekst 8 : vraag 25
tekst 10: vraag 34 en 35
----------------------------------------------------------------------------------------------------------

5H

Slide 7 - Slide

2. Meerkeuzevragen
Ongeveer 2/3 van de examenvragen is meerkeuzevragen. Deze pak je als volgt aan.
1. Lees de meerkeuzevraag (alleen de vraag, nog NIET de antwoorden).
2. Bepaal in welk tekstgedeelte je het antwoord op de vraag moet zoeken en lees dit stukje nauwkeurig door. Zoek daar de aanwijzingen die belangrijk zijn voor het beantwoorden van de vraag. Onderstreep die aanwijzingen in de tekst. Zoek ook naar SYNONIEMEN.
3. Probeer in gedachten zelf een antwoord op de vraag te formuleren.
4. Lees nu de antwoordopties nauwkeurig door en zorg dat je ze begrijpt (DUS NIET IEDER WOORD OPZOEKEN). Vergelijk ze met het door jezelf bedachte antwoord en kies de antwoordoptie die hier het meest op lijkt.
5. Als je niet direct het juiste antwoord op de vraag kunt vinden tussen de gegeven mogelijkheden, pas dan de eliminatiemethode toe >>> onjuiste antwoorden wegstrepen.

Slide 8 - Slide

Oefenen met meerkeuze 2021 tv 3
5H:   tekst 2 : vraag 2 en 3 / tekst 3 : 5/7/8  tekst 4 : 9/10/12  tekst 5 : 14/15 tekst 7: 19/20 / tekst 8 : 23/27 tekst 9 : 28/ tekst 10 :32/33 / tekst 11 : 36 tekst 12: 39/40/42/43


Slide 9 - Slide

3. Invulvragen bij gatenteksten
1. Lees de tekst tot het gat globaal om te begrijpen waar het over gaat. Zorg ervoor dat de grote lijn van de tekst duidelijk is.
2. Lees de zin waarin de open plek voorkomt nauwkeurig door. Lees ook het tekstgedeelte vóór en ná de open plek.
3. Kijk nog niet naar de antwoordopties, maar bepaal eerst welk verband er is tussen het deel vóór en ná de open plek.
4. Bepaal welk soort woord je in moet vullen (signaalwoord, werkwoord, zelfstandig naamwoord) en verzin zelf een woord dat je passend lijkt op deze open plek.
5. Vertaal de antwoordopties in het Nederlands en kies het woord dat het meeste lijkt op het woord dat je zelf had bedacht.
6. Controleer je antwoord door het gekozen wrd in de zin in te vullen en te kijken of deze past.

Slide 10 - Slide

Op zoek naar verbanden? Tips...
- Staat de open plek aan het einde van de alinea? Dan zou een signaalwoord dat een opsommend verband aangeeft niet logisch zijn. Een signaalwoord dat een concluderend verband aangeeft (bref, pour conclure, donc) zou in dit geval logischer zijn.
- Staat de open plek na een zin waarin een bewering wordt gedaan? Dan zou het kunnen dat deze bewering door middel van een voorbeeld geïllustreerd wordt (par exemple, ainsi, comme) of dat er een uitleg wordt gegeven voor deze bewering (car, parce que, c'est pourquoi)

Slide 11 - Slide

Oefenen met gatenteksten : 2021 tv 3
tekst 4 : vraag 11 
tekst 7 : vraag 21
tekst 8 : vraag 24 en 26
tekst 11 :vraag 37
tekst 12 : vraag 41

tekst 2017 tv 1 tekst 11 
----------------------------------------------------------------------------------------------------------

Slide 12 - Slide

4. Open vragen
Open vragen worden in het Cito-examen altijd in het Nederlands gesteld. Je beantwoordt deze vragen ook in het Nederlands, tenzij er om een citaat gevraagd wordt uit de tekst.
Er zijn drie soorten open vragen die je kunt tegenkomen in het examen:
- open vraag waarbij je in het Nederlands een antwoord moet formuleren
- open vraag waarbij je antwoordt met een citaat uit de tekst
- open vraag waarbij je één gegeven (bijvoorbeeld de naam van een persoon) moet geven

Slide 13 - Slide

Open vragen: aanpak
1. Lees de open vraag nauwkeurig. Vertaal eventuele citaten. 
2. Ga na welke informatie wordt gevraagd in de opdracht en benoem dit voor jezelf. Bedenk vervolgens naar wat voor soort informatie je moet zoeken in de tekst. Structuurwoorden (oorzaak, voorbeeld)? Woorden met een positieve of negatieve strekking? Een bepaald thema?
3. Ga vervolgens op zoek naar die informatie in de tekst en onderstreep het tekstgedeelte waar je denkt dat het antwoord zich bevindt.
4. Formuleer je antwoord.
- Als je in het Nederlands een antwoord moet formuleren, vertaal je eerst letterlijk het tekstgedeelte. Zet daarna de letterlijk vertaalde zin om naar een lopende zin in correct Ned.
- Als er om een citaat wordt gevraagd, schrijf je de eerste (twee) woorden van het citaat op.
- Als er om één gegeven wordt gevraagd, schrijf je alléén dat ene gegeven op.

Slide 14 - Slide

Oefenen met open vragen 2021 tv3 
tekst 1 : vraag 1
tekst 2 : vraag 4 (citeer)
tekst 3 : vraag 6 (citeer)
tekst 4 : vraag 13
tekst 9 : vraag 29/30/31  (al gedaan?)
tekst 13 : vraag 44
tekst 14 : vraag 45         2017 1  vr 44 en 45               Daarna tekst 4 laatste is open vraag
----------------------------------------------------------------------------------------------------------


5H

Slide 15 - Slide

Werkwijze  25 à 30 minuten, gebruik indien nodig een woordenboek
Wat : Je gaat in tweetallen aan de slag met de tekst
Hoe : Start met het algemene stappenplan = oriëntatie op de tekst
Volg het stappenplan dat bij de vragen hoort (krijg je van mle)
Let goed op signaalwoorden
Markeer in de tekst waar je je antwoord op baseert 
Maak notities zodat je je antwoord kunt uitleggen

KLAAR: vergelijk antwoorden met een ander duo met dezelfde tekst: er mogen geen verschillen zijn. Vraag mle om naar de antw. te kijken. Check 
Maak de andere tekst op dezelfde manier
Examenbundel onderdeel G/H 

Slide 16 - Slide

verder oefenen met juist/onjuist
- Examenbundel deel G/H
----------------------------------------------------------------------------------------------------------





slide verplaatsen naar toepassen
5H

Slide 17 - Slide

verder oefenen met meerkeuze
5H:
uit Examenbundel deel G/H


Slide 18 - Slide

verder oefenen met gatenteksten
- Examenbundel deel G/H
----------------------------------------------------------------------------------------------------------
-
5H

Slide 19 - Slide

verder oefenen met open vragen
Examenbundel deel G/H 
5H

Slide 20 - Slide

Objectifs d'apprentissage


  • ik kan een juist/onjuist-vraag maken
  • ik kan een mc -vraag maken
  • ik kan een meerkeuze-invulvraag maken
  • ik kan een open vraag maken

Slide 21 - Slide

Heb je het doel van deze les behaald?
A
ja
B
een beetje
C
nee

Slide 22 - Quiz

Heb je nog vragen?

Slide 23 - Open question