BOL 2 Lesweek 9 (1) Herhalen alle soorten vragen + Bedoeling van de schrijver

Wat staat er op de planning?
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wat staat er op de planning?

Slide 1 - Slide

Lesdoelen voor vandaag:
  • HERHALEN:
  • Je weet wat de tekstdoelen zijn.
  • Je herkent het publiek waarvoor een tekst is geschreven.
  • Je weet waar je het onderwerp en hoofdgedachte moet zoeken.
  • Je herkent signaalwoorden en het daarbij behorende verband.
  • Je kunt een feit van een mening onderscheiden.
  • NIEUWE THEORIE:
  • Je weet wat men bedoelt met vragen over de bedoeling.

Slide 2 - Slide

Tekstdoel?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 3 - Quiz

Wat is het tekstdoel van een schoolboek
A
amuseren
B
instrueren
C
informeren
D
overtuigen

Slide 4 - Quiz

Welk tekstdoel(en) heeft een
pamflet van een politieke partij?
A
Overtuigen
B
Instrueren
C
Informeren

Slide 5 - Quiz

Wat is het publiek bij onderwerp 1?
A
jongeren
B
kinderen
C
volwassenen
D
schrijvers van sprookjes

Slide 6 - Quiz

Wat is het verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte?

Slide 7 - Mind map

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen.
B
Ze geven een signaal, zodat je weet waar je gebleven bent met lezen.
C
Ze geven voor welk publiek de schrijver de tekst heeft geschreven.
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 10 - Quiz

Vanwege de vakantie is de fietsenmaker voor twee weken gesloten.

Wat is het signaalwoord?
A
vanwege
B
de vakantie
C
voor twee weken
D
gesloten

Slide 11 - Quiz

Vanwege de vakantie is de fietsenmaker voor twee weken gesloten.

Wat is het verband?
A
Reden
B
Voorwaarde
C
Tegenstelling
D
Doel - middel

Slide 12 - Quiz

Als jullie veel oefenen in Examensprint heb je goede kans op een goed cijfer bij het CE Lezen Luisteren 2F.


Wat is het verband?
A
Reden
B
Voorwaarde
C
Tegenstelling
D
Doel - middel

Slide 13 - Quiz

Feit of mening?
Sleep de woorden naar de juiste plaats.
Mening
Feit
Sporten is gezond.
Lionel Messi is de fanatiekste voetballer van de wereld.
Het aantal calorieën in een Snickers is 487,8.
Ik vind turnen een gave sport.
TCR heeft alleen maar topstudenten.
Van regen word je vaak kletsnat. 

Slide 14 - Drag question


Staat hier een feit, mening of argument?
Ik vind het raar om docenten aan te spreken met u.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 15 - Quiz


Staat hier een feit, mening of argument?
Morgen moet ik naar de tandarts. 
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 16 - Quiz

Leerdoelen bij de nieuwe lesstof
  • Je weet het verschil tussen een tekstdoel en de bedoeling.

Slide 17 - Slide

Het verschil tussen DOEL ...
en BEDOELING
Denk hierbij aan de tekstdoelen, zoals informeren, instrueren, overtuigen en overhalen
Denk hierbij aan redenen waarom iemand iets zegt: kwetsen, imponeren, onderbreken.

Slide 18 - Slide

Deze vraag herken je vast!

Slide 19 - Slide

Aan de slag!

Slide 20 - Slide