De Brug Lezen

Welkom H3E! 
Ga alvast zitten en pak je spullen erbij.
  • Nieuw Nederlands + schrift
  • leesboek
  • agenda
  • etui
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Welkom H3E! 
Ga alvast zitten en pak je spullen erbij.
  • Nieuw Nederlands + schrift
  • leesboek
  • agenda
  • etui

Slide 1 - Slide

Welkom H3F! 
Ga alvast zitten en pak je spullen erbij.
  • Nieuw Nederlands + schrift
  • leesboek
  • agenda
  • etui

Slide 2 - Slide

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 3 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
  • Wat weet je nog van leesvaardigheid?
  • Herhalen theorie 2hv (De Brug Lezen)
  • Bijbehorende opdrachten maken/handleiding afmaken 

Slide 4 - Slide

Deze les
Herhalen theorie leesvaardigheid HV2

Aan het eind van de les:
  • weet je wat kernzinnen zijn en kun je deze herkennen;
  • kun je hoofd- en bijzaken herkennen in een tekst;
  • kun je de volgende tekstverbanden herkennen in een tekst: chronologisch, concluderend, doel-middel, oorzakelijk, redengevend, samenvattend, toelichtend en vergelijkend verband.

Slide 5 - Slide

Huiswerk H3E
Donderdag 14 september:
Leesboek mee
De Brug Lezen, opdr 1 + 2                          (blz. 242 t/m 245)




Slide 6 - Slide

Huiswerk H3F
Vrijdag 15 september:
Leesboek mee
De Brug Lezen, opdr 1 + 2 (blz. 242 t/m 245)




Slide 7 - Slide

Leesvaardigheid
klas 2

Slide 8 - Mind map

Herhaling De Brug Lezen
Hoofdzaken: de belangrijkste informatie uit de tekst. De hoofdzaken vind je vaak op voorkeursplaatsen (inleiding en slot van de tekst).
Bijzaken: de minder (of niet) belangrijke informatie uit de tekst.

De hoofdzaak van een alinea staat vaak in de kernzin. De kernzin is meestal de eerste of laatste zin van de alinea. 

Als je de tekst moet onthouden, kun je de hoofdzaken in een schema zetten of in een samenvatting.


Slide 9 - Slide

Herhaling De Brug Lezen
Tekstverbanden en signaalwoorden

In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen. Die samenhang wordt een tekstverband genoemd. 

Er zijn verschillende tekstverbanden. 


Slide 10 - Slide

Herhaling De Brug Lezen
  • Opsommend verband: zaken die bij elkaar horen, worden na elkaar genoemd. 
Zorg er ten eerste voor dat je een vast bedrag aan zakgeld krijgt. Spreek verder af hoe vaak je het geld krijgt. Spreek ook af wat je van het geld moet betalen.
           Signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook, (nog) verder, ten slotte                      Of te herkennen aan een dubbele punt(:), liggende streepjes (-), getallen (1, 2, 3) of dots (*).


  • Tegenstellend verband: er worden zaken genoemd die elkaars tegenovergestelde zijn. Veel jongeren willen graag wat bijverdienen, maar er is dit jaar niet veel werk te vinden.
            Signaalwoorden: tegenover, maar, hoewel, echter, toch, daarentegen, aan de ene kant ...                  aan de andere kant.


Slide 11 - Slide

Tekstverband
Uitleg
Signaalwoorden
chronologisch verband
Beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde.
vroeger, later, nu eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen, binnenkort; ook jaartallen en data 
concluderend verband
Er wordt een conclusie getrokken uit eerdere informatie in de tekst. 
dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al
doel-middelverband
Geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.
opdat, zodat, om te, door middel van, met behulp van
oorzakelijk verband
Laat zien waardoor iets gebeurt (buiten iemands wil)
doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij

Slide 12 - Slide

Tekstverband
Uitleg
Signaalwoorden
redengevend verband
Geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.
omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is, dankzij
samenvattend verband
Er wordt een verkorte weergave van informatie uit de teksten gegeven.
kortom, samengevat, met andere woorden, al met al
toelichtend verband
Er wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.
bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou
vergelijkend verband
Laat een verschil of overeenkomst zien. 
in vergelijking met, (net) als, evenals, zoals - ook de vergrotende trap: meer/groter/beter enz. dan

Slide 13 - Slide

Opdracht 1
We lezen samen tekst 1 (blz. 254) en we geven antwoord op de vragen van opdr. 1.

  • Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 14 - Slide

Opdracht deze les
Kies uit:
  • De handleiding afmaken
  • Lees zelfstandig tekst 2. Markeer signaalwoorden, moeilijke woorden, etc. 
Geef vervolgens antwoord op de vragen van opdr. 2.

Je werkt de eerste tien minuten zelfstandig. Daarna mag je zachtjes overleggen met degene naast je.

Klaar? Kijk zelfstandig opdr. 2 na. 
Kies uit: lezen in je leesboek, werk verder aan de schrijfopdracht,
maak een samenvatting van de theorie van De Brug. 

timer
15:00

Slide 15 - Slide

Huiswerk H3E
Woensdag 13 september:
Leesboek mee

Donderdag 14 september:
Leesboek mee
De Brug Lezen, opdr 1 + 2 




Slide 16 - Slide

Huiswerk H3F
Vrijdag 15 september:
Leesboek mee
De Brug Lezen, opdr 1 + 2 (blz. 242 t/m 245)




Slide 17 - Slide