Les 1 Betalen, sparen en beleggen

Betalen
Soorten rekeningen
  • Aandachtspunten bij het openen
  • Betaalvormen
  • Storten en opnemen van geld
1 / 37
next
Slide 1: Slide
JuridischMBOStudiejaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Betalen
Soorten rekeningen
  • Aandachtspunten bij het openen
  • Betaalvormen
  • Storten en opnemen van geld

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Op 1 of meer namen?
Op 1 naam lekker makkelijk
  • Op 2 namen: 
  • en/of 
  • en/en
  • machtigen

Slide 2 - Slide

En/of : je mag ieder gebruik maken van de rekening. Ook los van de ander.

En/en: Alleen gezamenlijk gebruik. Wát een gedoe

Machtigen: Wel gebruik, maar geen beheer.
rekening openen
Intakegesprek (waarvoor en hoe wilt u de rekening gebruiken?)
Legitimatie 
Uitvoeren toetsen
Aanleggen van het dossier

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat moet je in het intakegesprek achterhalen? (klantprofiel)

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Welke identiteitsbewijzen zijn geldig voor deze legitimatiee?
Geldig paspoort
Geldig Nederlands rijbewijs
Geldige Nederlandse Identiteitskaart
Geldig identiteitsbewijs of rijbewijs dat is afgegeven door het gezag in een andere lidstaat en dat is voorzien van een pasfoto en de naam van de houder
Reisdocumenten voor vluchtelingen en vreemdelingen
Vreemdelingendocumenten die zijn afgegeven op grond van de Vreemdelingewet 2000

Slide 5 - Open question

Geldig paspoort
Geldig Nederlands rijbewijs
Geldige Nederlandse Identiteitskaart
Geldig identiteitsbewijs of rijbewijs dat is afgegeven door het gezag in een andere lidstaat en dat is voorzien van een pasfoto en de naam van de houder
Reisdocumenten voor vluchtelingen en vreemdelingen
Vreemdelingendocumenten die zijn afgegeven op grond van de Vreemdelingewet 2000
Welke toetsen moet je uitvoeren?

Slide 6 - Open question

BKR, VIS, EVA
Dossier aanleggen
Ondertekend aanvraagformulier
  • Kopie van het identiteitsbewijs (gehele + datum in ontvangstneming)
  • BSN 
  • Bewijs van adres van de klant
  • Kopie BKR-, EVA-, en VIS-toets
  • etc. 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Hoe ziet een rekeningnummer er uit?
A
NL34KNAB0245896183
B
KNAB34NL0245896183
C
NL0245896183KNAB34
D
NL34KNAB1245896183

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

SEPA
Single Euro Payment Area

IBAN: International Bank Account Number

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Toonbankbetaling

Chartaal
Pin
Contactloos (vaak € 50,00)
Creditcard
Girale betaling

Acceptgiro
Incasso*
Overboeking
Internetbetaling


Automatische incasso
Niet mee eens? Storneren.
56 dagen
Geldt niet voor eenmalige machtiging en voor doorlopende machtiging bij kansspelen.

Slide 10 - Slide

Automatische incasso
Niet mee eens? Storneren.
56 dagen 
Geldt niet voor eenmalige machtiging en voor doorlopende machtiging bij kansspelen.
Overboeking PSD (Payment Services Directive. Overboeking moet in 1 dag op andere rekening staan
Internetbetaling
IDeal: 
Digitaal pinnen
Direct bij- en afgeschreven
Paypal: 
  • één keer creditcardgegevens invullen en daarna niet weer.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Binnen hoeveel dagen kun je storneren?
A
65 dagen
B
56 dagen
C
59 dagen
D
51 dagen

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heet deze vorm van geld?
A
Giraal geld
B
Chartaal geld

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Geld pinnen/ophalen/storten
Vaak is pinnen gemaximeerd 
Op het kantoor kun vaak meer krijgen 
Storten:
  • Via afstortautomaat (kleine bedragen)
  • Via waardetransporteur (sealbags) 
  • Servicekantoor of afstortkluis (sealbag)

Slide 14 - Slide

Pinnen  bijv. € 1.250,00 per dag/€ 2.500,00 per week
Ophalen van kantoor bijv. € 5.000,00 per dag . Wel bestellen!
Storten
Waardetransport Binks bijvoorbeeld
Sparen
Zekerheidsmotief

  • Doelmotief


  • Vermogensmotief

Zekerheid: Onvoorziene uitgaven die noodzakelijk zijn om te maken
Doel: doel voor ogen. Moment en bedrag zijn redelijk bekend
Vermogen: Extra vermogen voor op langere termijn. Vooral inkomenszekerheid

Slide 15 - Slide

Zekerheid: Onvoorziene uitgaven die noodzakelijk zijn om te maken

Doel: doel voor ogen. Moment en bedrag zijn redelijk bekend

Vermogen: Extra vermogen voor op langere termijn. Vooral inkomenszekerheid
Jan wil over geld achter de hand hebben om een nieuwe wasmachine te kunnen kopen voor als de oude stuk gaat
A
zekerheidsmotief
B
doelmotief
C
vermogensmotief

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Jan wil over 4 jaar een reis maken. Hij heeft € 5.000,00 nodig
A
zekerheidsmotief
B
doelmotief
C
vermogensmotief

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Welke kenmerk van de spaarrekening past bij het doelmotief?
A
Vrij en direct opneembaar
B
Vrij opneembaar, maar met boete bij eerdere opname
C
Langdurig vaststaand. Niet vrij opneembaar

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Welke kenmerk van de spaarrekening past bij het zekerheidsmotief?
A
Vrij en direct opneembaar
B
Vrij opneembaar, maar met boete bij eerdere opname
C
Langdurig vaststaand. Niet vrij opneembaar

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Spaarproducten Kenmerken
  • Onbepaalde tijd: elk moment storten en opnemen
  • Variabele rente: rente kan elke dag veranderen
  • Opnametermijn: klant moet vooraf opname doorgeven
  • Vrij opneembaar tot bepaald bedrag: maandelijks vrij opneembaar, maar tot maximaal bedrag

Slide 20 - Slide

Spaarrekening geeft meer rente naarmate het geld vaster staat. 
Ook principe van bonusrente

Internetspaarrekening
Hogere rente:
  •  zelf handelingen uitvoeren
  • opname via betaalrekening (pinnen niet mogelijk)
  • elk moment inzicht in saldo

Slide 21 - Slide

Doordat er eerst moet worden overgeboekt naar betaalrekening is er een kleine drempel. Daardoor is de impuls om te kopen even onderbroken. 
Deposito
In 1x een storting
  • Vaste rente
  • Vaste looptijd
  • Geen tussentijdse opnames mogelijk
  • Minimumstorting

  • Spaardeposito / termijndeposito

Slide 22 - Slide

Spaardeposito: van 1 - 10 jaar
Termijndeposito: van 1 - 12 maanden
Bij welk spaarmotief past een termijndeposito?
A
Zekerheidsmotief
B
Doelmotief
C
Vermogensmotief

Slide 23 - Quiz


Je kunt niet opnemen en dat is een goede zaak. Door de termijn aan te passen aan het moment van het doel, is het mooi vaststaand geld. Nadeel: er moet een storting worden gedaan van een minimumbedrag

Andere spaarvormen
Spaarbrief en kasbiljet: verhandelbaar
Valutarekening: sparen met andere valuta
Groene spaarrekening: hogere vrijstelling in box 3
Klimspaarrekening: rente hoger bij langer vaststaan

Spaarbrief/kasbiljet: kun je niet inwisselen tegen geld. Wel doorverkopen
Valutarekening: misschien meer rente, maar wel valutarisico
Klimspaarrekening: Hoe langer het saldo op de rekening blijft staan, hoe hoger de rente wordt (sparen voor de kinderen later)

Slide 24 - Slide

Spaarbrief/kasbiljet: kun je niet inwisselen tegen geld. Wel doorverkopen
Valutarekening: misschien meer rente, maar wel valutarisico
Klimspaarrekening: Hoe langer het saldo op de rekening blijft staan, hoe hoger de rente wordt (sparen voor de kinderen later)
Fiscaal aantrekkelijk sparen
Geblokkeerde rekeningen
Levenslooprekening: Van je brutoloon. Stopt in 2021
  • Stamrecht
    :
    Voor gouden handdruk (was tot 2014 belastingvrij)
  • Lijfrente:
  • Box 1. Inleg aftrekbaar van belasting / belast bij uitkering
  • Aflossen eigen woning:
  • Box 3: hoef je niet mee te tellen in box 3

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Beleggen
"Gokje wagen" of een reële optie
Afhankelijk van wat je met het geld wilt en kunt

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Welke van deze beleggingen geeft het HOOGSTE risico?
A
Aandelen
B
Vastgoed
C
Obligaties
D
Liquiditeiten

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Welke van deze beleggingen geeft het LAAGSTE risico?
A
Aandelen
B
Vastgoed
C
Obligatiesq
D
Liquiditeiten

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Welke van deze beleggingen kan het HOOGSTE rendement geven?
A
Aandelen
B
Vastgoed
C
Obligaties
D
Liquiditeiten

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Welke van deze beleggingen geeft vaak het LAAGSTE rendement?
A
Aandelen
B
Vastgoed
C
Obligaties
D
Liquiditeiten

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Beleggingen
Liquiditeiten: geld op de bank of thuis
Obligaties: leningen aan een bedrijf of land
Vastgoed: onroerend goed (huizen, kantoren)
Aandelen: eigendomsbewijs van een bedrijf
Derivaten: afgeleide financiële producten

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Obligatie
Schuldbewijs
Couponrente = direct rendement
Nominale waarde: de waarde die je inlegt/terugkrijgt 
Looptijd: Hoe lang leen je het geld uit?
Aan toonder: wie de obligatie laat zien, krijgt het geld
Verkoop tijdens looptijd: indirect rendement

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Aandeel/vastgoed
Dividend = direct rendement
Koersverandering = indirect rendement

Huur = direct rendement
Verkoop is indirect rendement


Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Slide 34 - Video

This item has no instructions

Stijgen of dalen?
Stijgt de marktrente dan daalt de waarde van de belegging

  • Daalt de marktrente, dan stijgt de waarde van de belegging

  • Dit is géén wet van Meden en Perzen, maar wel vaak het geval

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Slide 36 - Video

This item has no instructions

Huiswerk
Bekijk de filmpjes
Bestudeer hoofdstuk 6
Bepaal je eigen beleggingsprofiel via de volgende link

Slide 37 - Slide

This item has no instructions