Borp Markt II_Marktresultaat en Overheidsinvloed

Welkom
Examen Markt II ECONOMIE  ||  2022-2023
1 / 30
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom
Examen Markt II ECONOMIE  ||  2022-2023

Slide 1 - Slide

Ingrijpen in de markt
  • Regulering van (vooral) de monopoliemarkt. Dit is vooral nodig bij natuurlijke monopolies. 
  • Mededingingswet. Kartelvorming en prijsafspraken zijn per wet verboden. 
  • Minimumprijzen ter bescherming van producenten. 
  • Maximumprijzen ter bescherming van consumenten. 
  • ............

Slide 2 - Slide

maximumprijs
minimumprijs

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Miminumprijzen
  • De overheid vindt soms de prijs die ontstaat op een markt van vraag en aanbod te laag.
  • De overheid is bang dat de producent zal stoppen.
  • Is dat erg? 
  • Denk aan noodzakelijke goederen zoals voedsel en fossiele brandstof.
  • Ze kunnen dan ingrijpen door een minimumprijs in te stellen.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Een minimumprijs ligt 
..............................
de evenwichtsprijs.

Bij een minimumprijs is het 
aanbod groter
dan de vraag, 

zodat er een 
.........................overschot 
ontstaat.  
Dit wordt vaak opgekocht door de overheid.

Slide 7 - Slide

Een minimumprijs ligt 
boven de evenwichtsprijs.

Bij een minimumprijs is het 
aanbod groter
dan de vraag, 
zodat er een aanbodoverschot 
ontstaat.  

Dit wordt vaak opgekocht door de overheid.

Slide 8 - Slide

Voorbeeld
Op een markt met volkomen concurrentie geldt het volgende marktmodel:
qv = -p + 500
qa = 2p - 250

Slide 9 - Slide

Er wordt een prijs van 300 ingesteld.
Er ontstaat een aanbodoverschot:
qa = .............................
......................................
qv = .............................
......................................
De overheid koopt het 
overschot op. Dit kost:
............................................
............................................


Slide 10 - Slide

Er wordt een prijs van 300 ingesteld.
Er ontstaat een aanbodoverschot:
qa = 2 x 300 – 250 = 350
qv = - 330 + 500 = 200

De overheid koopt het 
overschot op.
Dit kost:
150 x 300 = € 45.000


Slide 11 - Slide

Maximumprijzen
  • De overheid vindt soms de prijs die ontstaat op een markt van vraag en     aanbod te hoog. 
  • Ze kunnen dan ingrijpen door een maximumprijs in te stellen.
  • De producenten mogen hun product of dienst dan niet voor een prijs   boven de maximumprijs aanbieden.
  • Let op: een maximumprijs ligt onder de evenwichtsprijs!
  • Voorbeeld: treinvervoer.

Slide 12 - Slide

Noem een ander voorbeeld van een markt waar de overheid een maximumprijs heeft ingevoerd

Slide 13 - Open question

Wat ontstaat er door een maximumprijs?

Een vraagoverschot en een aanbodtekort
Dit kan opgelost worden door een systeem van toeslagen in te voeren (denk aan de woningmarkt).

Slide 14 - Slide

Leidt de maximumprijs tot een aanbodtekort of aanbod overschot?
A
aanbodtekort
B
aanbodoverschot

Slide 15 - Quiz

Maximumprijs
Bij een maximumprijs ligt de prijs ..................................... de evenwichtsprijs en ontstaat er een .......................................
.................................. .

Slide 16 - Slide

Maximumprijs
Bij een maximumprijs ligt de prijs onder de evenwichtsprijs en ontstaat er een vraagoverschot / aanbodtekort.

Slide 17 - Slide

Voorbeeld
Stel dat de markt voor brood als volgt kan worden weergegeven:
qa = 80p - 40
qv = -40p + 200
(q in duizenden broden 
en p in euro’s per brood)

Slide 18 - Slide

Stel dat de overheid de evenwichtsprijs te hoog vindt. 
Ze stelt daarom een maximumprijs van € 1,50 in. 
Het aanbodtekort:
qv = ...................................
...........................................
qa = ...................................
...........................................
qa - qv = ............................
...........................................

Slide 19 - Slide

Stel dat de overheid de evenwichtsprijs te hoog vindt. 

Ze stelt daarom een maximumprijs van € 1,50 in. 

Het aanbodtekort kun je 
als volgt berekenen:
qv = -40 x 1,50 + 200 = 140
qa = 80 x 1,5 – 40 = 80
140 – 80 = 60 (x 1.000)
60.000 is het aanbodtekort 

Slide 20 - Slide

Welvaartsverlies
Het verschil tussen de totale surplussen van volkomen concurrentie en een andere marktvorm noemen we het welvaartsverlies (zie ook aparte lesson up).


Het welvaartsverlies (door een minder efficiënte marktvorm) wordt de Harberger-driehoek genoemd.

Slide 21 - Slide

Harberger-driehoek
Het welvaartsverlies (door een minder efficiënte marktvorm) wordt de Harberger-driehoek genoemd.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Harberger-driehoek
In de afbeelding heeft de overheid de producenten belast met een (flinke) heffing. Als gevolg daarvan is de aanbodlijn naar boven verschoven en ontstaat een nieuwe evenwichtsituatie, met een hogere prijs. Per saldo daalt de welvaart met de driehoek WV.
Deze Harberger-driehoek geeft het welvaartsverlies weer.

Slide 24 - Slide

Wat is een minimumprijs?
A
Het is de hoogst toegelaten prijs voor een goed of dienst en ligt meestal boven de marktprijs.
B
Het is de hoogste toegelaten prijs voor een goed of dienst en ligt meestal beneden de marktprijs.
C
Het is de laagste toegelaten prijs voor een goed of dienst en ligt meestal beneden de marktprijs.
D
Het is de laagst toegelaten prijs voor een goed of dienst en ligt meestal boven de marktprijs.

Slide 25 - Quiz

Hier is sprake van ... bij het instellen van een minimumprijs
A
vraagoverschot
B
aanbodoverschot

Slide 26 - Quiz

Ligt de maximumprijs boven of onder de evenwichtsprijs
A
BOVEN
B
ONDER

Slide 27 - Quiz

Als de overheid een minimumprijs instelt, werkt ze de aanbieder tegen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quiz

Bij een minimumprijs is er sprake van een
A
Vraagoverschot
B
Aanbodoverschot

Slide 29 - Quiz

Aan de slag
Maken Oefenvragen onderdeel Markt
Zachtjes overleggen! / Aan docent vragen
Klaar? Nakijken
Niet af? Huiswerk!

FIJNE VAKANTIE EN SUCCES MET LEREN


Slide 30 - Slide