In de middeleeuwen was er een
theocentrisch mensbeeld. God was het belangrijkst. Dat komt ook naar voren in
Karel ende Elegast (van God moet Karel gaan stelen en dat doe hij ook).
In de renaissance was er een antropocentrisch mensbeeld. De mens was het belangrijkst. Dat komt naar voren in De klucht van de koe, omdat daar God grotendeels afwezig is en dat het gaat om de karakters van de mensen die uit zichzelf handelen (NB! Er zijn genoeg werken die wel over God gaan).