Nederlands les 1

• Nederlands
• HBO
• Studiejaar 1

Welkom bij Nederlands

lesonderdelen 

Wat is een onderwerp/persoonsvorm?

Wanneer ‘d/t’?

Wanneer 'tt'/'dd'?

Wanneer volt.dlw. ‘d’/‘t’? 

Wat is het verschil tussen pv en volt. dlw.? 

Is het ‘vergrote huis’ of ‘vergrootte huis’?

Is het ‘verhuist’ of ‘verhuisd’?

Hoe vind je de
persoonsvorm?

Hoe vind je het onderwerp?

Wat is een
bijvoeglijk naamwoord?

Hoe vind je een
voltooid deelwoord?

Oefening

Is het woord een 

persoonsvorm, onderwerp, bijvoeglijk naamwoord of voltooid deelwoord?

Verdachte L. heeft volgens de rechtbank
de wet niet overtreden.

Heeft is?

1. Onderwerp
2. Bijvoeglijk naamwoord
3. Persoonsvorm
4. Voltooid deelwoord

Verdachte L. heeft volgens de rechtbank
de wet niet overtreden.

Overtreden is?

1. Onderwerp
2. Bijvoegelijk naamwoord
3. Persoonsvorm
4. Voltooid deelwoord

De vraag die moet worden beantwoord, is
of er sprake is van fraude.

Beantwoord is?

1. Onderwerp
2. Bijvoeglijk naamwoord
3. Persoonsvorm
4. Voltooid deelwoord

Eerst moet worden bepaald of er sprake is van een rechtspersoon of van een natuurlijk persoon

Bepaald is?

1. Onderwerp
2. Bijvoeglijk naamwoord
3. Persoonsvorm
4. Voltooid deelwoord

Een deel van de supporters is gelijk
opgepakt door de politie.

Wat is het onderwerp?

1. de supporters
2. opgepakt
3. de politie
4. Een deel van de supporters

De in het buitenland afgelegde verklaringen
van Z. mogen niet als bewijs worden gebruikt.

Gebruikt is?

1. Onderwerp
2. Bijvoeglijk naamwoord
3. Persoonsvorm
4. Voltooid deelwoord

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord. 

Wanneer krijgt een werkwoord
dt
aan het eind?

De boze cliënt beantwoordt alle vragen.

Beantwoordt is?

1. Onderwerp
2. Bijvoeglijk naamwoord
3. Persoonsvorm
4. Voltooid deelwoord

Iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis verplicht de schuldenaar de schade die de schuldeiser daardoor ................... te vergoeden.

1. leidt
2. leid
3. lijdt
4. lijd

De rechter ................ dat zichtbare tatoeages, piercings en extreem kort haar bij cabinepersoneel niet past bij de uitstraling die KLM wil hebben en daarom verboden is.

1. oordeeld
2. oordeelt

https:

Uw bezwaarschrift is ontvankelijk, want het is ........................ en ..................... binnen zes weken
na de dag van de beschikking.

1. gemotiveert en ingedient
2. gemotiveerd en ingediend

Wat is goed?

1. verhuist
2. verhuisd

Wat valt  je op? (tussen links en rechts)

je/ jij loopt naar huis	loop je/ jij naar huis?
je/ jij schrijft	schrijf je/ jij
je/ jij vindt	vind je/ jij
je/ jij wordt	word je/ jij

je / jij 

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd 

altijd stam + t 

jij loopt 

Behalve als je/ jij erachter staat. 

loop  je / jij

In opdracht van het college ............. jij het bezwaarschrift van mevrouw Dijksterhuis.

1. beantwoord
2. beantwoordt
3. beantwoort

De mededelingsplicht ......... dat u de koper alles moet vertellen wat u weet over uw huis .

1. houd in
2. houdt in
3. hout in

Onze belangrijkste nationale wetten heten wetten in formele zin. Voorbeelden zijn de grondwet, het Burgerlijk Wetboek, de Algemene wet bestuursrecht en het Wetboek van Strafrecht. Zij worden .................. door de regering en het parlement.

1. vastgesteldt
2. vastgesteld
3. vastgestelt

Tijdens het wetgevingsproces ...................................... door leden van de regering en het parlement o.a.
over de inhoud.

1. word gediscussieerd
2. wordt gediscussieerd
3. wordt gediscussieerdt

Het komt vaak voor dat de bal
over het hek ...............

1. belant
2. belandt
3. beland

Welke fouten haal je uit deze zin?
Kennelijk wistten de betrokke ambtenaren niet hoe je dit schrijft; in het proces-verbaal staat ‘naties’. Dat achte de rechter niet strafbaar.

Wisten

betrokken

achtte 

Niet gesteld of gebleken is dat verweerder
verzoekster heeft ............................

1. gewaarschuwt
2. gewaarschuwd
3. gewaarschuwdt

Verweerder was er ook mee ............... , dat het voetpad achter het doel druk werd gebruikt.

1. bekent
2. bekendt
3. bekend

Over het Nederlandse omgevingsrecht
.............. veel geklaagd.

1. word
2. wordt

Het ..............en het kost tijd.

1. wringt
2. wringd

Stel een vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Reflectie
Wat heb ik geleerd in deze les?

Reflectie
Wat ga ik nog oefenen voor de toets?

Bedankt!!

Bereid de volgende les goed voor!

Tot volgende week