A) Hoi, ik ben _______________. Hoe heet jij?
B) Hallo, ik ben ______________.
A) Waar kom je vandaan?
B) Ik kom uit ____________. Uit welk land kom jij?
A) Uit _______________. Ben jij al lang in Nederland?
B) Ik woon hier _________ jaar/ maanden. En jij?
A) Ik ben _______________ jaar / maanden in Nederland.