This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Nederlands
M3a
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen vandaag?
Uitleg woordenschat H5
Lezen H5 oefeningen maken
Slide 2 - Slide
Overdrijving en ironie
Slide 3 - Slide
Leerdoelen
Je leert een overdrijving en ironie herkennen en begrijpen.
Slide 4 - Slide
Overdrijving
Bij een overdrijving wordt iets op een overdreven manier uitgedrukt.
Een overdrijving wordt ook wel een hyperbool genoemd.
Je zegt: 'Hij heeft dat al 10.000 keer gezegd';
Je bedoelt dat hij dat al meerdere malen heeft gezegd.
Slide 5 - Slide
Overdrijving
Slide 6 - Slide
Ironie
Ironie is eigenlijk milde spot. Je wilt mensen er niet met opzet mee kwetsen.
Typisch voor ironie is, dat het tegengestelde gezegd wordt van dat wat men bedoelt. Je merkt aan de overdreven toon, dat de spreker het niet ernstig, maar ironisch meent.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Ironie
Geweldig die 2 voor het proefwerk!
Je vindt het natuurlijk helemaal niet geweldig, je bedoelt het hier ironisch. Ze bedoelen hiermee natuurlijk het tegenovergestelde van 'geweldig'.
Slide 9 - Slide
Voorbeeld van ironie
Slide 10 - Slide
Is hier sprake van ironie of overdrijving? Wat heb je in je tas gestopt? Hij weegt tonnen!
A
Ironie
B
Overdrijving
Slide 11 - Quiz
Vader die zou koken en met pizza's thuiskomt.... Moeder: 'Goed gekookt, schat.'
A
ironie
B
overdrijving
Slide 12 - Quiz
Kunnen we snel eten? Ik sterf van de honger.
A
ironie
B
overdrijving
Slide 13 - Quiz
Is hier sprake van ironie of overdrijving? 'Wat een goede hulp ben jij!’, zei de moeder, toen haar zoontje de emmer met sop omgooide.
A
Ironie
B
Overdrijving
Slide 14 - Quiz
Is deze zin een overdrijving of ironie? Die film duurt een eeuwigheid!
A
Overdrijving
B
Ironie
Slide 15 - Quiz
Is deze zin een overdrijving of ironie? Lekker dan, ik ben mijn fietssleutel kwijt.
A
Overdrijving
B
Ironie
Slide 16 - Quiz
Welk taalmiddel is hier gebruikt? 'Goed gedaan, hoor! Je bent voor de derde keer deze week te laat!'
A
Ironie
B
Overdrijving
Slide 17 - Quiz
Is hier sprake van ironie of overdrijving? Wat heb je in je tas gestopt? Hij weegt tonnen!
A
Ironie
B
Overdrijving
Slide 18 - Quiz
Slide 19 - Slide
Maken..
H5 Woordenschat - overdrijving en ironie opdracht + 1 t/m 4, vanaf blz. 130