Marketing lesweek 3 les 2

Marketing
1 / 27
next
Slide 1: Slide
MarketingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Marketing

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  • Je benoemt de verschillende soorten merken die er zijn. 
  • Je legt uit waarom het belangrijk is een merk te hebben.  
  • Je beschrijft de verschillende prijsstellingsmethoden. 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Video

This item has no instructions

Merk
  • Fabrikantenmerk: de naam van de fabrikant staat op het product.  

Slide 4 - Slide

We hebben vastgesteld dat er producten zijn in verschillende soorten, maten en onderdeel uit maken van een assortiment. Maar een product kan ook een bepaalde naam hebben oftewel merk. Een merk zorgt voor een stuk herkenbaarheid. Het zorgt ervoor dat mensen eerder voor het product kiezen van een bepaald merk omdat mensen die product kennen en de kwaliteit ervan. We onderscheiden de volgende merken:
Fabrikantenmerk
  • A-merk: overal verkrijgbaar, hoge prijs- en kwaliteitverhouding en hoge bekendheid. 
  • B-merk: niet overal verkrijgbaar, lage bekendheid en lagere prijs- en kwaliteitverhouding. 
  • C-merk: weinig verkrijgbaar (alleen in bepaalde gebieden), vrijwel geen bekendheid en lage prijs- en kwaliteitverhouding.  

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Merken
  • Huismerk: eigen naam van een winkel op het product. Ook wel winkelmerk of private label genoemd.  
  • Individueel merk: alle producten uit één onderneming krijgen een eigen naam.
  • Paraplumerk: alle producten krijgen één naam. Ook wel familiemerk genoemd. 
  • Keurmerk: een product dat zichtbaar aan een bepaald kwaliteitsoordeel voldoet.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Omschrijf het begrip merk in eigen woorden.

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Het merk Philips is een
A
individueel merk
B
keurmerk
C
fancy merk
D
paraplumerk

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Robijn wasmiddel is
A
individueel merk
B
fancy merk
C
familiemerk
D
paraplumerk

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het belangrijkste verschil tussen een A-merk en een C-merk?

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Dit merk is kent een lage bekendheid en heeft een klein marktaandeel.
A
a-merk
B
b-merk
C
c-merk

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Prijsstellingsmethode
Uitgangspunten bij vaststellen prijs:

  • Kostengerichte (kostengeoriënteerde) prijsstelling
  • Concurrentiegerichte prijsstelling
  • Klantgerichte/ vraaggeörienteerde prijsstelling

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Concurrentiegeoriënteerde prijs
  • Follow the leader: de prijzen worden afgestemd op de marktleider. Dit wordt ook wel me-too pricing genoemd. 
  • Put out pricing: jouw prijs zodanig verlagen dat je de concurrent de markt uitjaagt. 
  • Stay-out pricing: een product zo'n lage prijs geven dat de concurrentie de markt niet durft te betreden. 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Concurrentiegeoriënteerde prijs
  • Backward-pricing:  je berekent de prijs aan de hand van de gemiddelde prijs in de markt (van je concurrent). Vervolgens trek je de BTW en de marge ervan af. 
  • Premium pricing: je stelt je prijs hoger dan je concurrent.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Vraaggeoriënteerde prijsstelling
  • Prijsdiscriminatie: verschillende prijzen vragen voor dezelfde producten met verschillende afnemers.  
  •  Psychologische prijs: een prijs net onder een rond bedrag zodat de klant het gevoel krijgt dat hij goedkoper uit is. 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Kostengeoriënteerde prijsstelling
  • Cost plus pricing:  prijs vaststellen op basis van alle kosten inclusief gewenste winst. 
  • Target return pricing: het rendement dat je wilt behalen neem ie als uitganspunt bij het bepalen van de prijs. 
  • Prijsdifferentiatie: verschillende prijzen vragen voor verschillende producten als gevolg van verschillende kosten. 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Welke prijs neem je als uitgangspunt bij backward pricing?
A
de kostprijs
B
de kostprijs en BTW
C
de prijs van het product
D
de consumentenprijs

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Een filmkaartje bij een filmhuis kost bijna evenveel als bij Pathé
A
me-too pricing
B
put-out pricing
C
stay-out pricing
D
backward pricing

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Op basis van de consumentenprijs bepaal je de winstmarge
A
me-too pricing
B
put-out pricing
C
stay-out pricing
D
backward pricing

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Ikea verkoopt sommige producten onder de inkoopprijs
A
me-too pricing
B
put-out pricing
C
stay-out pricing
D
backward pricing

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

De Mediamarkt belooft dat je altijd de beste prijs betaalt
A
me-too pricing
B
put-out pricing
C
stay-out pricing
D
backward pricing

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen prijsdiscriminatie en prijsdifferentiatie?

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Welke prijsbepaling is dit; goedkoop en snel, mogelijk laat het bedrijf winst liggen
A
cost plus pricing
B
target return pricing
C
prijsdifferentiatie

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Een bedrijf wil een bepaald bedrag terugverdienen
A
cost plus pricing
B
target pricing
C
prijsdifferentiatie

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Verschillende prijzen voor verschillende producten
A
cost plus pricing
B
target return pricing
C
prijsdifferentiatie

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Welk cijfer je de les van vandaag? Waarom geef je dit cijfer?

Slide 27 - Open question

This item has no instructions