H5 Afrondende les

Welkom!
Pak een chromebook
1 / 25
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Pak een chromebook

Slide 1 - Slide

1.

Zonnestralen teken je ....
A
evenwijdig
B
niet evenwijdig
C
D
geen idee

Slide 2 - Quiz

2.
Lichtstralen vanuit een lichtbron (bijv. lantaarnpaal) teken je....
A
evenwijdig
B
niet evenwijdig
C
D
geen idee

Slide 3 - Quiz

3.
Hoe verder een paaltje van een lantaarnpaal afstaat, hoe....

A
korter de schaduw
B
hoe langer de schaduw
C
schaduw verandert niet
D
geen idee

Slide 4 - Quiz

10.
Deze schaduwen horen bij...
A
De zon.
B
Een lantaarnpaal.
C
Dat kun je niet weten.

Slide 5 - Quiz

4.
Deze driehoeken
zijn gelijkvormig.

A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

5.
Wat is de
overeenkomstige
hoek van hoek B?
A
C
B
D
C
E
D
F

Slide 7 - Quiz

7.
Gelijkvormige driehoeken staan niet altijd in de dezelfde stand.
Wat moet je doen?
A
Niets, dat maakt niet uit.
B
De letters veranderen.
C
De vorm veranderen.
D
Teken de driehoeken naast elkaar in dezelfde stand.

Slide 8 - Quiz

8.
Hoe bereken je de factor?
A
20+12=32
B
20:12=1,67
C
12:20= 0,6
D
20x12=240

Slide 9 - Quiz

9.
Welke zijden gebruik je om
de factor te berekenen?
A
TR en TU
B
RU en PQ
C
TU en SQ
D
TR en SP

Slide 10 - Quiz


Welke hoek is de overeenkomstige hoek van hoek F?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 11 - Quiz


De driehoeken zijn gelijkvormig.
Welke zijde hoort bij BC?
A
AC
B
PQ
C
PR
D
QR

Slide 12 - Quiz


Welke twee driehoeken zijn gelijkvormig?
A
driehoek KMNP en driehoek LNP
B
driehoek KLM en driehoek LNP
C
driehoek KMP en driehoek KLP
D
driehoek KNM en driehoek LNP

Slide 13 - Quiz

Welke zijde is overeenkomstig met zijde NP?
A
KM
B
LP
C
LM
D
KL

Slide 14 - Quiz

Sleep de symbolen naar de overeenkomstige hoeken!

Slide 15 - Drag question

Welke zijde is overeenkomstig aan de zijde waarvan de maat bekend is in driehoek DEF?
A
AB
B
BC
C
AC
D
DE

Slide 16 - Quiz


Met welke factor moet je rekenen bij deze driehoeken?
A
9 : 10 = 0,9
B
9 : 6 = 1,5
C
12 : 9 = 1,33..
D
9 :12 = 0,75

Slide 17 - Quiz

Welke factor gebruik je bij deze driehoeken om zijde BD te berekenen?
A
2,5 : 15 = 0,167
B
2 x 2,5 = 5
C
15 : 2,5= 6
D
2,5 : 2 = 1,25

Slide 18 - Quiz


Hoe groot is zijde DF?
x 0,75
A
DF = 12 x 0,75 = 9
B
DF = 10 x 0,75 = 7,5
C
DF = 6 x 0,75 = 4,5
D
DF = 10 : 0.75 = 13,33..

Slide 19 - Quiz

Welke van de twee driehoeken moet je altijd vooraan zetten?
A
De kleinste driehoek
B
De grootste driehoek
C
De driehoek met de meeste informatie
D
De driehoek met de minste informatie

Slide 20 - Quiz

Welke zijde is de langste zijde?
A
AB
B
AC
C
BC

Slide 21 - Quiz

Bij welk type driehoek kun je de stelling van Pythagoras gebruiken?
A
In elke driehoek
B
In een gelijkbenige driehoek
C
In een rechthoekige driehoek
D
In een gelijkzijdige driehoek

Slide 22 - Quiz

Wat moet de stelling van Pythagoras altijd hebben?
A
2 gelijke zijde en een schuine.
B
een hoek groter dan 90 graden.
C
een hoek van 90 graden.
D
dat het oppervlakte van lange zijde gelijk is aan de opp van schijne zijde met korte zijde

Slide 23 - Quiz

De stelling van Pythagoras is...
A
a²+b²=c²
B
b²+ c² = a²
C
a²+c²=b²
D
Het goede antwoord staat er niet tussen

Slide 24 - Quiz

Maak Pythagoras
A
62+152
B
15262
C
62152
D
6+15

Slide 25 - Quiz