Brongebruik: Duitsland/ Nederland

Vaardigheden: Bronnen Duitsland/ Nederland
1 / 24
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vaardigheden: Bronnen Duitsland/ Nederland

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Na deze les/opdracht weet je wat een bron is en kun je deze analyseren op betrouwbaarheid, bruikbaarheid en standplaatsgebondenheid.

Slide 2 - Slide

Wat kan er gevraagd worden over een bron?
Bronvragen

Slide 3 - Mind map

Bronmateriaal selecteren
Op het examen krijg je bronnen. Over die bronnen worden verschillende historische vragen gesteld. Je moet echter ook in staat zijn bronmateriaal te selecteren.

Geschiedenis is altijd gebaseerd op een interpretatie van verschillende overblijfselen uit het verleden. (bronnen)

Slide 4 - Slide

Drie (vier) soorten selectie
1.  Relevantie of bruikbaarheid
2. Betrouwbaarheid
(eenzijdigheid)
3. Representativiteit


Voor iedere vorm van selecteren moet je andere vragen stellen om tot een juiste oplossing te komen.

Slide 5 - Slide

Bruikbaarheid/ relevantie
De centrale vraag hierbij is:
Een (examen)vraag die wil weten of de bron bruikbaar is meestal zo opgebouwd dat ze je een onderzoeksvraag geven en jij moet aangeven of de informatie uit de bron inderdaad bruikbaar is voor je onderzoeksvraag.

Dus geeft de tekst/ beeldbron informatie die ik kan gebruiken voor de onderzoeksvraag?

Het draait bij bruikbaarheid altijd om de inhoud van de bron!

Slide 6 - Slide

Formuleer zoveel mogelijk vragen die je kunt stellen om achter de bruikbaarheid van een vraag te komen!

Slide 7 - Open question

Hulpvragen voor bepalen relevantie/bruikbaarheid
  • Heeft de bron te maken met het onderwerp?
  • Welke raakvlakken zijn er met het onderwerp?
  • Uit welke tijd komt de bron?
  • Kloppen de personen uit de bron met de tijd die je onderzoekt?
  • Voegt deze bron iets toe aan wat je al weet over die periode/ persoon/gebeurtenis?
  • Is er sprake van partijdigheid in de tekst?
  • Past de bron bij de vraagstelling/ onderzoek?

Slide 8 - Slide

S

Slide 9 - Open question

Betrouwbaarheid
De centrale vraag hier is:
Kunnen de gegevens feitelijk waar  zijn?

Bij betrouwbaarheid kijk je vooral naar de oorsprong van de bron.

Slide 10 - Slide

Nazipropaganda uit de jaren '20 en '30. 

Slide 11 - Slide

Formuleer zoveel mogelijk vragen om achter de betrouwbaarheid van een bron te komen.

Slide 12 - Open question

Hulpvragen om betrouwbaarheid te bepalen
  • Wie is de maker van de bron?
  • Uit welke tijd komt de bron?
  • Hoeveel tijd zit er tussen het maken van de bron en de gebeurtenis?
  • Wat is de standplaatsgebondenheid van de maker?
  • Zijn er concrete feiten benoemd?
  • Is het stuk bedoeld voor publicatie of niet?
  • Waar/ waarin is het stuk gepubliceerd? 
  • Staat er achter het stuk informatie over de maker?
  • Bevat de bron feiten of meningen?

Slide 13 - Slide


Slide 14 - Open question

Eenzijdigheid
Sinds een paar jaar vragen examenmakers ook graag naar de eenzijdigheid van een bron

Hierbij vragen ze eigenlijk naar zowel de bruikbaarheid als de naar de betrouwbaarheid van de bron.

Slide 15 - Slide


Slide 16 - Open question

Representativiteit
Centrale vraag:
Is de mening van de maker van de bron/ inhoud van de bron typerend voor de periode waarin het zich afspeelt of voor bepaalde groepen mensen?
Bij representativiteit maak je een vergelijking .

Het draait bij representativiteit over de mening/ houding van mensen. Hierbij kijk je naar de inhoud van de bron maar ook naar de standplaatsgebondenheid van de maker.

Slide 17 - Slide

Representativiteit
Uitspraken van Thierry Baudet over de coronacrisis. 
'Er is geen coronacrisis, het is een gewone griep'

Zijn deze uitspraken representatief voor hoe de Nederlandse regering aankeek tegen de coronacrisis?

Slide 18 - Slide

Formuleer vragen die je nodig hebt om achter de representativiteit van een bron te komen

Slide 19 - Open question

Hulpvragen bij representativiteit
  • Past de opvatting bij tijdgenoten?
  • Denken andere mensen er ook zo over?
  • Past de opvatting bij het algemeen geldende beeld?
  • Past het bij de kenmerken van de periode?
  • In hoeverre is er sprake van afwijkend gedrag/ mening etc. van wat je weet over die tijd?
  • Wat is de politieke/ religieuze kleur van de maker?

Slide 20 - Slide


Slide 21 - Open question

mening/ visie/ boodschap
Op het examen willen ze bij bronnen vaak weten hoe de maker van de bron over iets dacht. Ze kunnen dan rechtstreeks vragen naar de mening van de maker over een bepaalde situatie. 
Vaker vragen ze naar de visie van de maker op een bepaalde situatie. Dan vragen ze naar zijn kijk op de situatie. In praktijk komt dat vaak op hetzelfde neer. 

Het kan ook zijn dat ze specifiek vragen over de boodschap die de maker of de gebruiker van de bron wil geven. Dan vragen ze niet over zijn mening maar wat de maker wil vertellen d.m.v. de bron.

Beide vragen vereisen een specifiek antwoord en niet een antwoord als positief of negatief!

Slide 22 - Slide


Slide 23 - Open question

Met de foto en met de titel van het artikel kan de communistische partij
van de DDR twee boodschappen overbrengen
aan de Oost-Duitse bevolking.
Leg uit welke boodschap over de relatie met de Sovjet Unie via de bron
wordt overgebracht.

Slide 24 - Open question