Bekijk de voorbeelden en duid aan op welke manier creatief met taal wordt omgegaan.
Slide 15 - Slide
De morgenstond heeft goud in de mond.
A
De woorden in de zin rijmen.
B
De zin bevat een tegenstelling.
Slide 16 - Quiz
De duiker was diep gezonken.
A
De zin bevat een overdrijving.
B
Er is sprake van een woordspeling.
Slide 17 - Quiz
Hij ging er als een haas vandoor.
A
De zin bevat een herhaling van medeklinkers
B
Er is sprake van een vergelijking.
Slide 18 - Quiz
Sara is de wandelende encyclopedie van de klas.
A
Je gebruikt een beeld om iemand voor te stellen (zonder als of alsof).
B
De zin bevat een vergelijking (met als).
Slide 19 - Quiz
Ik ben al een eeuwigheid aan het wachten op de bus.
A
Er is sprake van een overdrijving.
B
De zin bevat een tegenstelling
Slide 20 - Quiz
Wij steunen elkaar door dik en dun.
A
De zin bevat een vergelijking.
B
De zin bevat een tegenstelling.
Slide 21 - Quiz
De toekomst lacht ons toe.
A
In de zin worden zaken vergeleken met elkaar.
B
Een dier of een ding krijgt een menselijke eigenschap in de zin.
Slide 22 - Quiz
Heerlijk helder Heineken.
A
Opeenvolgende woorden die met eenzelfde (mede)klinker beginnen
B
Deze slogan bevat eindrijm.
Slide 23 - Quiz
Soorten stijlfiguren
Ze komen voor in reclame, poëzie, toespraken.
Jij kan ze gebruiken om te spelen met taal.
We bespreken 8 soorten (er zijn er veel meer).
Slide 24 - Slide
Maak een zin die past bij deze afbeelding, gebruik het woord 'als'.
Slide 25 - Open question
Maak een zin die past bij deze afbeelding, gebruik het woord 'als'.
Slide 26 - Open question
De vergelijking
Je beschrijft de overeenkomst tussen twee of meer personen of zaken.
Je gebruikt het woord als of zoals tussen de twee delen.
Voorbeeld:
Mijn broer is zo koppig als een ezel.
De wielrenner is zo rood als een tomaat.
Slide 27 - Slide
Die hark trapt tijdens het dansen meerdere keren op mijn tenen. Wat bedoelen ze met 'de hark' in deze zin?
Slide 28 - Open question
Toen ik ziek was, bracht die engel een grote pot soep voor me mee. Wat voor iemand is 'de engel' in deze zin?
Slide 29 - Open question
De metafoor
Vorm van beeldspraak waarbij geen vergelijkingswoord wordt gebruikt.
als, (zo)als, net als
Voorbeeld:
Zijn kamer was een zwijnenstal.
Zo te zien heeft die tomaat hard gesport.
Slide 30 - Slide
Wat bedoel je als je zegt dat de toekomst je tegemoet lacht?
Slide 31 - Open question
De winter strooit zijn eerste vlokken uit. Hoe zeg je dit in eenvoudige taal?
Slide 32 - Open question
De personificatie
Je stelt dieren of levenloze voorwerpen voor als een persoon, je geeft ze menselijke eigenschappen. (synoniem: verpersoonlijking)
Voorbeeld:
De wind fluit langs mijn oren.
Slide 33 - Slide
Wij zijn beste vrienden 'in goede en slechte tijden'. Gebruik een andere tegenstelling die ongeveer hetzelfde betekent.
Slide 34 - Open question
Ooit zal het geheim onthuld worden. Vervang ooit door een tegenstelling.
Slide 35 - Open question
De tegenstelling
Je gebruikt een tegenstelling als je een contrast wil duidelijk maken.
Voorbeeld:
Disneyland Parijs, een festijn voor groot en klein.
Slide 36 - Slide
Wat bedoel je wanneer je zegt dat je een zee van tranen weent?
Slide 37 - Open question
Wat zeg je als je heel veel honger hebt?
Slide 38 - Open question
Wanneer zou je in het dagelijks leven gebruik maken van een overdrijving?
Slide 39 - Open question
De overdrijving (of hyperbool)
Je maakt gebruik van een overdrijving wanneer je een bepaalde eigenschap extra in de verf wil zetten.
(hyper = overmatig)
Voorbeeld:
Hij vergaat van de honger.
Ik ben me doodgeschrokken van je berichtje.
Slide 40 - Slide
Toen de cardioloog het hart van de patiënt beluisterde, zei hij: 'Hier klopt iets niet.' Leg uit waarin de humor schuilt.
Slide 41 - Open question
Leg uit waarin de humor schuilt.
Slide 42 - Open question
De woordspeling
Je gebruikt een combinatie van woorden die een komisch effect veroorzaken. Je wil de lezer doen nadenken of op het verkeerde been zetten door één of meer woorden in twee betekenissen tegelijk te gebruiken.
Voorbeeld:
In een gezelschap van rokers is de niet-roker de sigaar.
Slide 43 - Slide
Welke stijlfiguur herken je in deze slogan?
Slide 44 - Open question
Bedenk een slogan met eindrijm voor een winkel in jouw buurt.
Slide 45 - Open question
Het eindrijm
Eindrijm is rijm van twee of meer woorden op het einde van de zin.
Voorbeeld:
Slimmer op reis, tegen de laagste prijs.
Slide 46 - Slide
Wat valt je op bij deze slogan?
Slide 47 - Open question
De alliteratie
Een alliteratie is een stijlfiguur waarbij de beklemtoonde beginklank van opvolgende woorden hetzelfde is.
Voorbeeld:
Verrassend volledig, verbazend voordelig
Heerlijk, helder Heineken
Slide 48 - Slide
Combinaties
Uiteraard kan je verschillende stijlfiguren ook combineren.
Slide 49 - Slide
Duid aan welke stijlfiguren je herkent in deze slogan bij de slager: 'Koop bij Verbeek de sappigste steak'.
A
eindrijm
B
overdrijving
C
alliteratie
D
vergelijking
Slide 50 - Quiz
Welke stijlfiguren combineren ze hier?
A
eindrijm
B
overdrijving
C
alliteratie
D
tegenstelling
Slide 51 - Quiz
Duid aan welke stijlfiguren je herkent in de slogan 'Voor een visje vers en fijn, moet je bij vishandel Vroman zijn'.
A
eindrijm
B
overdrijving
C
alliteratie
D
vergelijking
Slide 52 - Quiz
Herken je de stijlfiguren?
Sleepvraag
In de volgende slide sleep je de naam van de stijlfiguur
naar de bijhorende afbeelding.
Slide 53 - Slide
alliteratie
vergelijking
personificatie
overdrijving
eindrijm
woordspeling
metafoor
tegenstelling
Slide 54 - Drag question
Zoek op het internet drie titels van albums van Suske en Wiske waar een alliteratie in voorkomt.
Slide 55 - Open question
Welke 2 stijlfiguren herken je in deze campagne?
Slide 56 - Open question
Dit is een voorbeeld van een ...
Slide 57 - Open question
Nog een laatste voorbeeld:
Waarom is dit een
geslaagde slogan en campagne?
Slide 58 - Slide
Bedenk een passende metafoor voor de persoon die naast je zit.
Slide 59 - Open question
Vanaf nu kan jij ook stijlfiguren gebruiken
om te boeien
om te overtuigen
om een specifieke emotie over te brengen
Want schrijven en spreken doe je in stijl!
Slide 60 - Slide
Pak je werkboek op p.155
Maak individueel oefening 3, 4 en 5.
Klaar? Vraag de verbetersleutel aan de leerkracht.
Slide 61 - Slide
Zelfstandige taak
Optie 1: Zoek minstens drie Nederlandse songteksten. Geef bij de songteksten aan of er gebruik wordt gemaakt van stijlfiguren en welke stijlfiguren dit zijn. Schrijf het stukje songtekst over en zet erachter welk stijlfiguur het is.
Optie 2: Wil je meer uitdaging. Schrijf dan een Nederlandse rap. In de rap gebruik je minimaal vijf stijlfiguren. Zet achter elke stijlfiguur tussen haakjes om welke stijlfiguur het gaat.