H4 besturen in Nederland

H4 besturen in Nederland
Werk deze les zelfstandig door.
Heb je vragen
Lesson up 1 periode 3
1 / 16
next
Slide 1: Slide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H4 besturen in Nederland
Werk deze les zelfstandig door.
Heb je vragen
Lesson up 1 periode 3

Slide 1 - Slide

Wat is het verschil tussen de regering en het kabinet?

Slide 2 - Open question

Waarom wordt een zieke minister niet vervangen door zijn staatssecretaris maar door een andere minister?

Slide 3 - Open question

Regering en kabinet
Het kabinet bestaat uit de ministers en staatssecretarissen samen. De regering is bijna hetzelfde maar dan met ministers en het staatshoofd. Zij zijn eindverantwoordelijk voor al het beleid dat gemaakt wordt en moeten het vertrouwen hebben van het parlement.

Slide 4 - Slide

Ministeries
Klik
Iedere minister is verantwoordelijk voor een bepaald beleidsterrein.
ministers zonder eigen ministerie vallen onder een ander ministerie en worden minister zonder portefeuille genoemd

hoofdtaken ministers: voorbereiden overheidsbeleid, wetgeving en uitvoering overheidsbeleid

Slide 5 - Slide

Geef voor drie ministeries aan wie de minister en wie de staatssecretaris is en waar het ministerie zich mee bezig houdt.

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Link

Bekijk het filmpje plan van Nederland.
Leg eerst het verband uit tussen het regeerakkoord en de miljoenennota. Leg aan de hand van het filmpje uit wat de belangrijkste punten uit het huidige regeerakkoord zijn

Slide 8 - Open question

Het Parlement
De Eerste- en de Tweede Kamer
(De Staten-Generaal)

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Map

De Tweede Kamer

(mede) wetgevende taak
stemrecht (goed of afkeuren wetsvoorstellen)
recht initiatief (kamerlid mag zelf wetsvoorstel indienen
recht van amendement (mag deel van een wetsvoorstel wijzigen)
budgetrecht (jaarlijkse begroting goed of afkeuren)
controlerende taak
vragenrecht (stellen van vragen aan bewindslieden)
recht van interpellatie (ter verantwoording roepen van bewindslieden)
recht van motie (schriftelijke uitspraak doen over ministerbeleid)
recht van enquete (zelfstandig onderzoek als regering niet duidelijk is)

Slide 11 - Slide

Eerste Kamer
rechten
De EK heeft geen rechten zoals de TK behalve
recht op enquete
recht om schriftelijk vragen te stellen
Hier maakt ze weinig tot geen gebruik van
Hoofdtaak
De EK mag een wet in zijn geheel goed of afkeuren want kijkt alleen of een wet past in de sameleving en in overeenstemming is met eerdere wetgeving en de grondwet.
informele middelen
de EK en TK maar ook ministers etc. kunnen gebruik maken van:
1. lobbyen (persoonlijk contact maken)
2. Overleggen met ambtenaren en pressiegroepen
3. gebruik maken van de massamedia

Slide 12 - Slide

Leg uit waarom er wordt gezegd dat de tweede kamer het primaat heeft en waar dat uit blijkt?

Slide 13 - Open question

Leg uit waarom de EK een wet alleen mag af of goed keuren waarbij je in je antwoord dieper in gaat op de taak van de EK.

Slide 14 - Open question

gedecentraliseerde eenheidsstaat
1. De Rijksoverheid stelt de grote lijnen van het beleid vast

2. provincies kijken vooral naar ruimtelijke ordening en milieu

3. gemeente zorgt voor het openbare leven in hun gemeente

provinciale verkiezingen (om de vier jaar) ze vormen dan de Provinciale Staten. (Afhankelijk van het aantal inwoners). Het dagelijks bestuur is de Gedeputeerde Staten. De commissaris van de koning is daar het hoofd van.
structuurvisie
de stuctuurvisie wordt opgesteld door de provincie. Hierop staat aangegeven welke activiteiten in een gebied passen

De gemeente vult deze structuurvisies in dmv bestemmingsplannen
De gemeenteraad wordt 1x in de 4 jaar gekozen. Zij controleren de burgemeester en wethouders.
Het dagelijks bestuur wordt gevormd door de burgemeester en wethouders

Slide 15 - Slide

Leg uit voor iedere laag van onze gedecentraliseerde eenheidsstaat uit wie het dagelijks bestuur bestaat en waarom dat nodig is?

Slide 16 - Open question