4.1 - sta je sterk in je werk + 4.2 - Waar kun je werken

Welkom  
economen!
1 / 33
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

Items in this lesson

Welkom  
economen!

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 4
Paragraaf 1 - Sta je sterk in je werk?
Paragraaf 2 - Waar kun je werken?

4 mavo

Slide 2 - Slide

Wat moet je kennen/ kunnen?
  • Weet je het verschil tussen een vaste en een flexibele baan.
  • Kun je voor- en nadelen benoemen van het werken in loondienst of als zelfstandige.
  • Ken je de ondernemingsvormen en weet je wanneer je kiest voor welke ondernemingsvorm.
  • Weet je welke wetten er zijn om werknemers te beschermen.
  • Weet je wat een CAO is en hoe deze werkt.
  • Weet je welke redenen mensen hebben om te werken.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Welke regel(s) ken jij die de werknemer beschermt?

Slide 5 - Mind map

Wetten (werk)
Voor wie? = Voor iedereen. Elk bedrijf moet zich hieraan houden
Wat? = Afspraken over lonen, werktijden etc.
Voorbeelden:
  • Arbowet
  • Arbeidstijdenwet
  • Algemene wet gelijke behandeling
  • (zie de volgende filmpjes)

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

CAO = Collectieve arbeidsovereenkomst
  • Voor wie? = Voor mensen die in dezelfde branche werken of voor grote bedrijven.
  • Wat? = Aanvullende afspraken over arbeidsvoorwaarden voor deze bedrijfstak (een bedrijf moet zich hier altijd aan houden) 
  • Door Wie? = Door vakbonden (werknemers) en werkgeversorganisaties
  • Kenmerken? = Een CAO is altijd gunstiger dan een wet voor de werknemer
  • Voorbeelden? Een CAO voor iedereen die in de horeca of bouw werkt.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Vind jij het terecht dat leraren zijn gaan staken voor een betere CAO? Waarom wel/ niet?

Slide 13 - Open question

arbeidsovereenkomst (contract)
  • Voor wie? = Een overeenkomst tussen werknemer en werkgever
  • Wat? = Aanvullende afspraken over arbeidsvoorwaarden voor werkgever en werknemer
  • Door Wie? = Door werkgever en werknemer
  • Kenmerken? = Een arbeidsovereenkomst is altijd gunstiger dan een wet/CAO voor de werknemer
  • Voorbeelden? Afspraken over een vrije dag/ vakantie en/of extra afspraken over salaris

Slide 14 - Slide

Welke redenen kunnen mensen hebben om te gaan werken?

Slide 15 - Open question

Arbeidsmotieven

Arbeidsmotieven = redenen om te werken

  • Geld verdienen
  • Nuttig of zinvol bezig zijn
  • Contacten met anderen

Slide 16 - Slide

Loondienst <-> zelfstandige
  1. In loondienst heb je als werknemer een arbeidsovereenkomst met je werkgever.
    --> Afgesproken loon, recht op vakantiedagen en vakantiegeld. Ook ben je zeker van geld bij werkloosheid, ziekte en arbeidsongeschiktheid
  2. Zelfstandigen hebben hun eigen onderneming. De winst die ze daarmee behalen, is hun inkomen. Een deel van de ondernemers heeft personeel in dienst, de rest is zzp'er (zelfstandig zonder personeel)

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link

Wat heb je onthouden?

Slide 19 - Slide

Welke ondernemingsvorm is een rechtspersoon?
A
CV
B
NV
C
VOF
D
Eenmanszaak

Slide 20 - Quiz

Wat betekent de afkorting KvK?
A
Kamer van Kooplieden
B
Kamer van Kopers
C
Kamer van Koopwaar
D
Kamer van Koophandel

Slide 21 - Quiz

Wanneer je een bedrijf begint met een partner en beide partners hebben evenveel rechten en plichten. Welke rechtsvorm begin je dan?
A
VOF
B
BV
C
NV
D
CV

Slide 22 - Quiz

Door de risico's die de eigenaar van een eenmanszaak loopt zijn er maar weinig mensen die kiezen voor het starten van een eenmanszaak
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

Het voortbestaan van een eenmanszaak is afhankelijk van de eigenaar
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz

Eenmanszaken zijn altijd kleine ondernemingen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

Als een BV of NV failliet gaat is de eigenaar van de onderneming
A
het geïnvesteerde geld in de onderneming kwijt
B
het geïnvesteerde geld in de onderneming kwijt. Ook wordt hij op zijn privé-vermogen aangesproken

Slide 26 - Quiz

Als een eenmanszaak failliet gaat is de eigenaar van de onderneming
A
het geïnvesteerde geld in de onderneming kwijt
B
het geïnvesteerde geld in de onderneming kwijt. Ook wordt hij op zijn privé-vermogen aangesproken

Slide 27 - Quiz

Je bent persoonlijk aansprakelijk bij een...
A
BV en VOF
B
Eenmanszaak en VOF
C
Eenmanszaak en BV
D
VOF en NV

Slide 28 - Quiz

Het verschil tussen een NV en een BV is
A
dat de eigenaar bij een nv met zijn privévermogen verantwoordelijk is voor schulden
B
dat de aandelen bij een bv voor iedereen te koop zijn en bij een nv niet
C
dat de aandelen bij een nv voor iedereen te koop zijn en bij een bv niet
D
dat de eigenaar bij een bv met zijn privévermogen verantwoordelijk is voor schulden

Slide 29 - Quiz

Bij welke ondernemingsvorm is de directeur in loondienst?
A
Eenmanszaak
B
VOF
C
CV
D
BV

Slide 30 - Quiz

Welke ondernemingsvorm geeft aandelen uit die vrij verhandelbaar zijn?
A
NV
B
BV
C
CV
D
VOF

Slide 31 - Quiz

Welke van onderstaande bedrijven geeft aandelen uit?
A
NV
B
Eenmanszaak
C
CV
D
VOF

Slide 32 - Quiz

Wat moet je kennen/ kunnen?
  • Weet je het verschil tussen een vaste en een flexibele baan.
  • Kun je voor- en nadelen benoemen van het werken in loondienst of als zelfstandige.
  • Ken je de ondernemingsvormen en weet je wanneer je kiest voor welke ondernemingsvorm.
  • Weet je welke wetten er zijn om werknemers te beschermen.
  • Weet je wat een CAO is en hoe deze werkt.
  • Weet je welke redenen mensen hebben om te werken.

Slide 33 - Slide