This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Geef de juiste delen van de gletsjer aan
eeuwige sneew
gletsjer
(zij)morene
smeltwater
Slide 1 - Drag question
Waar ontstaan Gletsjers en waarom daar?
Slide 2 - Open question
Wat zie je hier?
Slide 3 - Slide
Wat zie je hier?
open deze
Slide 4 - Open question
hoe heet het groene gedeelte op deze kaart?.
A
landschap
B
stroomgebied
C
waterscheiding
D
rivieren
Slide 5 - Quiz
Wat is een stroomgebied?
A
Het gebied waarin al het water/regen via dezelfde rivier naar de zee stroomt
B
Gebied waar water stroomt.
C
Het gebied waarin al het water/regen via de rivier naar de bergen stroomt
D
Gebied waar stroom is
Slide 6 - Quiz
Omschrijf in je eigen woorden hoe de water kringloop werkt, kijk goed naar de afbeelding
Slide 7 - Open question
In de lange kringloop van het water in de afbeelding zijn vier van de vijf processen weergegeven die samen de kringloop van het water vormen.
Welk proces ontbreekt in de afbeelding?
A
afstroming
B
condensatie
C
infiltratie
D
verdamping
Slide 8 - Quiz
Waar zit de monding van de rivier?
A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop
Slide 9 - Quiz
In de benedenloop stromen rivieren ...
A
Snel, omdat het gebied uit gesteente bestaat.
B
Snel, omdat er veel reliëf is
C
Langzaam, omdat er weinig reliëf is.
D
Langzaam, omdat het gebied uit zand en klei bestaat.
Slide 10 - Quiz
In de bovenloop is er veel erosie
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 11 - Quiz
In de benedenloop is veel sedimentatie.
A
goed
B
fout
Slide 12 - Quiz
rivier
wind
Neerslag
Verdamping
Grondwaterafvoer
Slide 13 - Drag question
Bovenloop
Benedenloop
Middenloop
Slide 14 - Drag question
De waterkringloop begint met.......
A
Condenseren
B
Verdampen
C
Infiltratie
D
Erosie
Slide 15 - Quiz
Lees de bron Wat is de oorzaak van de smeltende gletsjers in Azië?
Slide 16 - Open question
Rihanna zegt: ‘Een rivier schuurt een V-dal uit, omdat het water van een rivier alleen onder in het dal stroomt en niet zoals een gletsjer het hele dal opvult.’
Pieter zegt: ‘Een rivier heeft in de benedenloop dicht bij de monding alleen nog maar kracht om zand en klei mee te nemen.’
A
Rihanna en Pieter hebben allebei gelijk
B
Rihanna heeft gelijk en Pieter heeft ongelijk.
C
Rihanna heeft ongelijk en Pieter heeft gelijk
D
Rihanna en Pieter hebben allebei ongelijk.
Slide 17 - Quiz
Hoe ontstaan de golven die je hier ziet?
Slide 18 - Open question
Hoe zorgt de zee hier voor sedimentatie van zand op het strand?
Slide 19 - Open question
Leg uit in welke omstandigheden de zee aan erosie doet?
Slide 20 - Open question
Wat zijn duinen?
A
Door de wind opgewaaide zandheuvels
B
Hoge zandheuvels gemaakt door mensen
C
Het afbrokkelen van gesteente
D
Een puinhelling
Slide 21 - Quiz
Welke kleur zijn de duinen op de kaart?
A
B
C
D
Slide 22 - Quiz
Hoe ontstaat een duin?
A
sedimentatie door de wind
B
sedimentatie door de zee
C
sedimentatie door een gletsjer
D
sedimentatie door een rivier
Slide 23 - Quiz
Jomana zegt: ‘Op het strand dat je op afbeelding ziet, zorgt de zee voor de sedimentatie van klei.’
Lotte zegt: ‘In de Waddenzee die je op afbeelding ziet, is de vloedstroom sterker dan de ebstroom. Daarom blijft daar zand en klei achter.’
Wat is juist?
Waddenzee
Noordzee
A
Jomana
B
Lotte
C
Beide Juist
D
Beide onjuist
Slide 24 - Quiz
Slide 25 - Slide
Welke 2 woorden passen het beste bij de foto? Kies uit: Kies uit: verwering – erosie – sedimentatie. Leg uit waarom
Slide 26 - Open question
Hoe zijn de Alpen ontstaan?
A
Doordat twee platen naar elkaar toe bewegen
B
Doordat twee platen langs elkaar gaan
C
Doordat twee platen uit elkaar gaan
D
Door een aardbeving
Slide 27 - Quiz
Hoe zijn deze fossiele zeediertjes zo hoog in de Alpen in dit gesteente terechtgekomen?
Slide 28 - Open question
Waarom is er behalve verwering, ook erosie nodig om een gebergte af te breken?
Slide 29 - Open question
Slide 30 - Slide
Hoe zie je op de foto dat in dit gebied een gletsjer voor erosie heeft gezorgd?
Slide 31 - Open question
Slide 32 - Slide
Wat is een stuwwal?
Slide 33 - Open question
Wat is dekzand en hoe is dekzand in NL terechtgekomen?
Slide 34 - Open question
De Noordzee kwam droog te liggen tijdens de ijstijden omdat
A
het zeewater zich had verplaatst richting de evenaar.
B
het vrijwel niet meer regende.
C
het (zee)water was opgeslagen in het ijs.
D
het ijs het zeewater had verplaatst.
Slide 35 - Quiz
Kleileem is
A
het materiaal dat het ijs meevoert.
B
samengedrukt leem, grind en zand.
C
leem dat bruikbaar is voor de bouw van woningen
D
vloeibaar materiaal onder de ijskappen.
Slide 36 - Quiz
Waarom zijn er geen stuwwallen in Zuid-Limburg?
A
Zuid-Limburg ligt daarvoor te hoog.
B
De bodem is niet geschikt voor stuwwallen.
C
Het ijs is daar nooit gekomen.
D
Het was er te warm.
Slide 37 - Quiz
In Drenthe liggen nog steeds zwerfkeien. Waar zijn ze voor gebruikt?
A
Voor het maken van grind.
B
Voor de aanleg van wegen.
C
Voor het afbakenen van percelen.
D
Voor de bouw van hunebedden.
Slide 38 - Quiz
In tegenstelling tot het Saale glaciaal was er tijdens het Weichsel glaciaal
A
geen landijs in Nederland.
B
geen vegetatie in Zuid-Limburg.
C
geen lage temperatuur.
D
een hoge zeespiegel.
Slide 39 - Quiz
In het grootste deel van Nederland kwam .... te liggen, in Zuid-Limburg kwam .... terecht.
A
dekzand - zwerfkeien
B
zwerfkeien - dekzand
C
dekzand - löss
D
löss - dekzand
Slide 40 - Quiz
In de Alpen vindt er verwering plaats. Wat is verwering?
A
Het uiteenvallen van gesteente onder invloed van weer en plantengroei.
B
Het uitschuren van hard gesteente door verweringsmateriaal.
C
Het uitschuren van hard gesteente door water, ijs of wind.
D
Het afschuren van hard gesteente door water, ijs of wind
Slide 41 - Quiz
Heeft verwering invloed op de erosie of heeft de erosie invloed op de verwering