Het werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkworden die in een zin staan.
De persoonsvorm hoort altijd bij het gezegde.
Als er meer dan 1 werkwoord in een zin staan, vormen die samen het gezegde. Werkwoorden die gesplitst zijn, horen allebei bij het gezegde (bijvoorbeeld: Ik loop uit de klas weg - loop weg hoort bij elkaar -> weglopen)
Bijvoorbeeld:
Simone loopt snel naar huis. Gezegde = loopt
Ik heb vannacht lekker geslapen. Gezegde = heb geslapen