This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.
Zelfstandige naamwoorden kunnen in het
enkelvoud en in het meervoud staan
enkelvoud = één stoel en één bank
meervoud = twee stoelen en twee banken
Veel zelfstandige naamwoorden hebben meervoud op -en
lamp - lampen
mes - messen
weg - wegen
kaas - kazen
lamp + en = lampen
boer + en = boeren
dans + en = dansen
lot + en = loten
Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen,
want je hoort een korte klank
klas = klassen
bak = bakken
bed = bedden
Soms moet je tegelijk een a, e, o of u weghalen,
want je hoort een lange klank
schaar = scharen
been = benen
sloot = sloten
Soms moet je tegelijk een -f veranderen in een -v
raaf = raven
brief = brieven
golf = golven
Soms moet je tegelijk een -s veranderen in een -z
baas = bazen
huis = huizen
mees = mezen
Als een zelfstandig naamwoord eindigt op -ee, dan schrijf je -ën.
ree – reeën
idee – ideeën