What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Aanwijz. voornaamw. / ww voir/aller
Het aanwijzend voornaamwoord
Het aanwijzend voornaamwoord
1 / 22
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
This lesson contains
22 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
90 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Het aanwijzend voornaamwoord
Het aanwijzend voornaamwoord
Slide 1 - Slide
Het aanwijzend voornaamwoord
die / deze / dit / dat
Slide 2 - Slide
Aanwijzend voornaamwoord
Slide 3 - Slide
Wat is een aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands?
A
de / het / een
B
mijn / jouw / onze / zijn
C
voor / na / tijdens / tegelijk
D
dit / dat / die / deze
Slide 4 - Quiz
Een aanwijzend voornaamwoord is..:
A
mon/ma/mes
B
le/la/les
C
ce/cet/cette/ces
D
un/une/des
Slide 5 - Quiz
Aanwijzend voornaamwoord
...............fille (v)
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces
Slide 6 - Quiz
Aanwijzend voornaamwoord:
_______ manteau (m)
A
ce
B
cette
C
ces
D
cet
Slide 7 - Quiz
Aanwijzend voornaamwoord:
_______ monsieur (m)
A
cet
B
cette
C
ces
D
ce
Slide 8 - Quiz
Het aanwijzend voornaamwoord
__ critiques (v)
A
ce critiques
B
cet critiques
C
cette critiques
D
ces critiques
Slide 9 - Quiz
Welk aanwijzend voornaamwoord?
________ filles
A
Ce
B
Ces
C
Cette
D
Cet
Slide 10 - Quiz
Welk aanwijzend voornaamwoord?
_____ acteur
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces
Slide 11 - Quiz
Vul het aanwijzend voornaamwoord in!
homme (m)
timer
0:30
Slide 12 - Open question
Vul het aanwijzend voornaamwoord in!
hommes
timer
0:30
Slide 13 - Open question
Vul het aanwijzend voornaamwoord in!
hôtel (m)
timer
0:30
Slide 14 - Open question
Aller / voir
Présent
je vais / je vois
tu vas / tu vois
il/elle/on va / il/elle/on voit
nous allons / nous voyons
vous allez / vous voyez
ils/elles vont / ils/elles voient
Slide 15 - Slide
Aller / voir
passé composé
hulpwerkwoord
aller = être / voir = avoir
+
voltooid deelwoord
aller = allé / voir = vu
Slide 16 - Slide
jij gaat
A
tu vois
B
tu va
C
il va
D
tu vas
Slide 17 - Quiz
zij ziet
A
elle voit
B
elle va
C
il voit
D
elle vois
Slide 18 - Quiz
zij zijn gegaan
A
nous sommes allés
B
elles sont allées
C
vous êtes allés
D
elles ont allé
Slide 19 - Quiz
jullie hebben gezien
A
nous avons vu
B
ils ont vu
C
vous avez vu
D
vous êtes vus
Slide 20 - Quiz
vertaal:
1. wij gaan
2. zij zien
3. ik ga
Slide 21 - Open question
Vertaal:
1. jij hebt gezien
2. wij zijn gegaan
3. ik ben gegaan
Slide 22 - Open question
More lessons like this
V2 herhaling ww -er -re en avoir en etre
April 2024
- Lesson with
18 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Werkwoorden pouvoir/vouloir/savoir/voir
September 2022
- Lesson with
26 slides
Frans
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
2V 6/4/22
April 2022
- Lesson with
13 slides
Frans
MBO
Studiejaar 1
Uitleg grammatica U2
January 2024
- Lesson with
38 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
Onregelmatige werkwoorden aller t/m vouloir
October 2024
- Lesson with
25 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
2H révisions unité 5
May 2024
- Lesson with
49 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
PH3 Voornaamwoorden en + y + voir + le conditionnel
June 2022
- Lesson with
26 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
V4 Grammaire II
December 2022
- Lesson with
12 slides