What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Uitleg grammatica U2
Uitleg grammatica U2
Grammaire II:
werkwoorden op -re / pouvoir, savoir, voir, vouloir
Grammaire III:
Aanwijzend voornaamwoord / vergelijkingen
1 / 29
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
This lesson contains
29 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Uitleg grammatica U2
Grammaire II:
werkwoorden op -re / pouvoir, savoir, voir, vouloir
Grammaire III:
Aanwijzend voornaamwoord / vergelijkingen
Slide 1 - Slide
Regelmatige werkwoorden op
-re
Exemples: répondre, vendre, attendre, descendre, ...
Manuel p. 75
Slide 2 - Slide
Présent (vb. vendre)
-re weghalen + uitgangen
je vend
s
tu vend
s
il/elle vend
nous vend
ons
vous vend
ez
ils/elles vend
ent
Dus ook ...
Je réponds
Tu attends
Il descend
Nous défendons
Vous perdez
Ils rendent
Slide 3 - Slide
Passé composé
Voltooid deelwoord eindigt op -u
Let op: descendre gaat met hulpwerkwoord être!
j'ai vendu
tu as vendu
il/elle a vendu
nous avons vendu
etc.
je suis descendu
elle est descendu
e
nous sommes descendu
s
Slide 4 - Slide
Imparfait (vb. vendre)
nous-vorm présent min -ons
+ uitgangen
je vend
ais
tu vend
ais
il/elle vend
ait
nous vend
ions
vous vend
iez
ils/elles vend
aient
Futur
Hele werkwoord eindigt op -e, dus -e valt weg
je vendr
ai
tu vendr
as
il/elle vendr
a
nous vendr
ons
vous vendr
ez
ils/elles vendr
ont
Slide 5 - Slide
Verbes irréguliers
pouvoir = kunnen
vouloir = willen
savoir = weten/kunnen
voir = zien
Slide 6 - Slide
Présent savoir
je sais
tu sais
il/elle sait
nous savons
vous savez
ils/elles savent
Présent voir
je vois
tu vois
il/elle voit
nous vo
y
ons
vous vo
y
ez
ils/elles
voient
Slide 7 - Slide
Présent pouvoir
je peux
tu peux
il/elle peut
nous pouvons
vous pouvez
ils/elles peuvent
Présent vouloir
je veux
tu veux
il/elle veut
nous voulons
vous voulez
ils/elles veulent
Slide 8 - Slide
Imparfait
standaardregel!
nous-vorm présent + uitgangen van de imparfait
-ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient
Slide 9 - Slide
Passé composé
j'ai pu
j'ai voulu
j'ai su
j'ai vu
Slide 10 - Slide
Futur/conditionnel
Futurstam:
pouvoir = pourr-
vouloir = voudr-
savoir = saur-
voir = verr-
Conditionnel
= futurstam + uitgangen imparfait
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Exemples
Ce livre
-ci ou
ce livre
-là?
Dit boek hier of dat boek daar?
Celui
-ci ou
celui
-là?
Die hier of die daar?
C'est
la pomme
de mon frère.
C'est
celle
de mon frère.
Slide 14 - Slide
wat is geen aanwijzend voornaamwoord?
A
cela
B
ce qui
C
celle-ci
D
cette
Slide 15 - Quiz
Het aanwijzend voornaamwoord
_____ monsieur
A
cet
B
cette
C
ce
D
ces
Slide 16 - Quiz
Het aanwijzend voornaamwoord
_____ anniversaire
A
cet
B
cette
C
ce
D
ces
Slide 17 - Quiz
Aanwijzend voornaamwoord
_____ robe
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces
Slide 18 - Quiz
Aanwijzend voornaamwoord:
_______ homme
A
ce
B
cette
C
ces
D
cet
Slide 19 - Quiz
Aanwijzend voornaamwoord:
_______ chaussures
A
ce
B
cette
C
ces
D
cet
Slide 20 - Quiz
Aanwijzend voornaamwoord
_______ fille
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces
Slide 21 - Quiz
C'est ton stylo ou ______ de Toine ?
A
ce
B
cette
C
celui
D
celle
Slide 22 - Quiz
C'est votre mère ou ______ de Jip ?
Slide 23 - Open question
Bijzondere vorm
evenveel = autant
Slide 24 - Slide
Goed, beter, best
Vergrotende en overtreffende trap van
bon
(bijvoeglijk naamwoord)
m. ev.
v. ev.
m. mv.
v. mv
goed
bon
bonne
bons
bonnes
beter
meilleur
meilleure
meilleurs
meilleures
best
le meilleur
la meilleure
les meilleurs
les meilleures
Slide 25 - Slide
Goed, beter, best
Vergrotende en overtreffende trap van
bien
(bijwoord)
Il joue
bien
Hij speelt goed
Il joue
mieux
Hij speelt beter
Il joue
le mieux
Hij speelt het best
Kijk dus weer goed: gaat het om een z.nw. of ww?
Slide 26 - Slide
Welke vergelijking is juist?
A
Sophie est plus grands que Lieve.
B
Sophie est aussi grand que Lieve.
C
Sophie est aussi grande que Lieve.
D
Sophie est moins grand que Lieve.
Slide 27 - Quiz
De beste mobiele telefoon
Slide 28 - Open question
Hij speelt minder goed
Slide 29 - Open question
More lessons like this
Uitleg grammatica U2
December 2024
- Lesson with
38 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
Uitleg grammatica U2
9 days ago
- Lesson with
38 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
Uitleg grammatica U2
January 2024
- Lesson with
38 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
4H week 44
November 2022
- Lesson with
15 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Herhaling stof U2
December 2024
- Lesson with
30 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
5V week 47
November 2022
- Lesson with
52 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
mardi le 9 mai
May 2023
- Lesson with
26 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Lundi le 08 mai (H3d-s19)
May 2023
- Lesson with
26 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3