Welk van onderstaande regels geldt wel voor een uitvaartstoet van motorvoertuigen?
A
Het voor laten gaan van een bij een bushalte wegrijdende autobus binnen de bebouwde kom.
B
Stoppen bij een geel of rood verkeerslicht ook als het eerste motorvoertuig bij groen licht is begonnen met oversteken.
C
Voorrang verlenen aan bestuurders van rechts op een kruispunt van gelijke orde, nadat het eerste motorvoertuig het kruispunt al is overgestoken.
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.
Items in this lesson
Welk van onderstaande regels geldt wel voor een uitvaartstoet van motorvoertuigen?
A
Het voor laten gaan van een bij een bushalte wegrijdende autobus binnen de bebouwde kom.
B
Stoppen bij een geel of rood verkeerslicht ook als het eerste motorvoertuig bij groen licht is begonnen met oversteken.
C
Voorrang verlenen aan bestuurders van rechts op een kruispunt van gelijke orde, nadat het eerste motorvoertuig het kruispunt al is overgestoken.
Slide 1 - Quiz
Voor wie is het toegestaan deze weg in te rijden?
A
Een autobus met aanhangwagen.
B
Een kampeerauto met een TMM van 3400 kg.
C
Een bestelauto met een TMM van 3550kg.
Slide 2 - Quiz
Wanneer hoeven de bestuurder en passagier op een brombakfiets geen helm te dragen?
A
Als de diameter van de voorwielen groter is dan 40 cm.
B
Als zij op het fiets/bromfietspad rijden.
C
Deze hoeven zij nooit te dragen.
Slide 3 - Quiz
Op een fietsstrook met doorgetrokken streep rijden twee fietsers naast elkaar. Een snorfietser haalt de fietsers in en overschrijdt daarbij de streep. Is dit toegestaan?
A
Ja, hier geldt een uitzondering.
B
Ja, het verbod de streep te overschrijden geldt alleen voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen.
C
Neen, de streep ligt langs de rand van de rijbaanverharding.
Slide 4 - Quiz
Wat geeft het getal 7 aan op dit bewegwijzeringsbord (voorwegwijzer)?
A
De afslag is nog 7 km verwijderd.
B
Het is de zevende afslag op de N 470.
C
Het afritnummer.
Slide 5 - Quiz
Wat is een veel voorkomende oorzaak van filevorming op de autosnelweg?
A
Snelwegen met slechts twee rijstroken.
B
Tunnels en viaducten.
C
Op- en afritten.
Slide 6 - Quiz
Hoe mogen twee fietsers hier elkaar inhalen?
A
Alleen links inhalen.
B
Alleen rechts inhalen.
C
Zowel links als rechts inhalen.
Slide 7 - Quiz
Op welke type wegen vallen de meeste dodelijke slachtoffers?
A
Op gebiedsontsluitingswegen (80 km-wegen) buiten de bebouwde kom.
B
Op kruispunten van 50 km-wegen binnen de bebouwde kom.
C
Op autosnelwegen.
Slide 8 - Quiz
Wanneer moet de invoegende automobilist volgens de rijprocedure richting aangeven?
A
Gelijk bij de zijdelingse verplaatsing naar de doorgaande rijbaan.
B
Aan het begin van de blokmarkering.
C
Vlak voor het oprijden van de doorgaande rijbaan.
Slide 9 - Quiz
Wanneer wordt het richting aangeven beëindigd bij het invoegen naar de doorgaande rijbaan?
A
Wanneer de blokmarkering helemaal is overschreden.
B
Wanneer de juiste plaats op de rijstrook is ingenomen.
C
Na het innemen van de juiste plaats op de rijstrook en als nog even rechtdoor is gereden.
Slide 10 - Quiz
Waar moet u in deze situatie het meest op bedacht zijn?
A
slipgevaar.
B
spookrijders.
C
U moet voorrang verlenen.
Slide 11 - Quiz
U verlaat het hier afgebeelde erf en u wilt daarbij rechtsaf slaan. Welke bewering is hier juist?
A
U moet alle weggebruikers voor laten gaan.
B
U dient voorrang te verlenen aan bestuurders op de kruisende weg.
C
Er nadert een bestuurder van voren die linksaf wil slaan. Hij moet u voor laten gaan.
Slide 12 - Quiz
Hoe zwaar mag de totale toegestane maximum massa van een voertuigcombinatie zijn dat bestuurt mag worden met rijbewijs B?
A
Maximaal 750 kg
B
Maximaal 3500 kg
C
Maximaal 4250 kg
Slide 13 - Quiz
Waar moet u bij regen op deze dijkweg het meest op bedacht zijn?
A
Motorrijders met een hoge snelheid.
B
Voetgangers op de rijbaan.
C
Slechte uitwijkmogelijkheden bij tegenliggers.
Slide 14 - Quiz
Wat betekent het rode kruis op de matrix-signalering?
A
Spitsstrook gesloten.
B
De rijstrook mag niet worden gebruikt. Is wel toegestaan voor lijnbussen.
C
De rijstrook mag niet worden gebruikt. De vluchtstrook mag alleen in noodgevallen worden gebruikt.
Slide 15 - Quiz
Wie zijn verplicht gebruik te maken van een fiets/bromfietspad?
A
Bestuurders van bromfietsen.
B
Bestuurders van bromfietsen en bromfietsen op drie wielen breder dan 75 cm.
C
Bestuurders van bromfietsen, snorfietsen, fietsen en gehandicaptenvoertuigen.
Slide 16 - Quiz
Waar kunt u in deze situatie het beste gaan rijden?
A
Op de blauwe strook.
B
Tussen de twee fietsstroken.
C
Op de rechter fietsstrook.
Slide 17 - Quiz
Wat is in deze situatie uw beste positie?
A
Aansluiten achter de grijze auto.
B
Rechts in de rijstrook.
C
In de zichthoek van de vrachtautobestuurder.
Slide 18 - Quiz
(De afbeelding verwijst naar een verplicht fietspad dat op dit punt over gaat in een fiets/bromfietspad.) Wie moeten hier de rijbaan verlaten?
A
Bromfietsers.
B
Bromfietsers en gehandicaptenvoertuigen.
C
Bromfietsers en snorfietsers.
Slide 19 - Quiz
Waar houdt u rekening mee als een vrachtauto u op deze weg tegemoet komt?
A
Dat de vrachtauto een langere remweg heeft.
B
Dat de vrachtauto een geringer acceleratievermogen heeft.