V3 5.1

toets bespreken
aantekeningen
werken aan weektaak
oefenen met afkortingen
1 / 11
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

toets bespreken
aantekeningen
werken aan weektaak
oefenen met afkortingen

Slide 1 - Slide

Economie V3
Hoofdstuk 5

Slide 2 - Slide

Bruto- en nettowinst
Hoe zat het ook alweer?

Slide 3 - Slide

Hoeveel bedraagt de brutowinst?

Gegeven:
Inkoopwaarde van de goederen €6.000
Bedrijfskosten €1.500
Afzet 500 stuks
Verkoopprijs €20

Slide 4 - Open question

Hoeveel bedraagt de nettowinst?

Gegeven:
Inkoopwaarde van de goederen €8.000
Bedrijfskosten €2.500
Afzet 400 stuks
Verkoopprijs €50

Slide 5 - Open question

Twee soorten kosten
Tvk = totale variabele kosten = kosten die afhankelijk zijn van de afzet(q) 
Als de afzet stijgt nemen de totale variabele kosten toe en andersom.
Bijv. de broodjes shoarma


Tck= totale constante kosten(=Vaste kosten) = kosten die onafhankelijk zijn van de afzet(q). 
Als de afzet(q) toeneemt dan blijven de constante kosten gelijk.
Bijv. de huur van het pand van de shoarmazaak.

Slide 6 - Slide

Break-even-point(BEP)
Break-even point/afzet = het bedrijf maakt geen winst en geen verlies. 
  

Totale opbrengsten is gelijk aan de totale kosten: 
TO = TK     of    TW = 0   (TW = totale winst)

Break-evenomzet = de breakeven-afzet * verkoopprijs

Slide 7 - Slide

TO = TK
Totale opbrengsten = totale kosten
Totale opbrengsten = omzet = prijs * hoeveelheid (Q)
Totale kosten = totale variabele kosten + totale constante kosten
TO=pxq
TK = Tvk+Tck

BEP --> TO = TK     of      TW = 0
Totale opbrengsten = totale kosten  of   totale winst = 0

TO = p x q
Totale opbrengsten = omzet = prijs x hoeveelheid  

TK = Tvk+Tck
Totale kosten = totale variabele kosten + totale constante kosten
 
 

Slide 8 - Slide

Oefenopgave

Stel een bedrijf verkoopt producten met een verkoopprijs van 10 euro. De variabele kosten per product zijn 3 euro. De vaste kosten zijn 70.000 euro per jaar. Wat is zijn break-evenafzet?

Slide 9 - Open question

Oefenopgave

Stel een bedrijf verkoopt producten met een verkoopprijs van 10 euro. De variabele kosten per product zijn 3 euro. De vaste kosten zijn 70.000 euro per jaar. Wat is zijn break-evenomzet?

Slide 10 - Open question

Aan de slag
in de les maken 11+ 12


weektaak 5.1: 2 t/m 15



Slide 11 - Slide