Blink les 1: nieuwe krachtpatsers

1 / 15
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisBasisschoolGroep 6

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Stoommachine 
  • Werd gebruikt in de fabrieken 
  • De machine maakte gebruik van stoom om andere machines aan te drijven. 
  • De productie ging nu veel sneller, hiervoor moest namelijk alles met de hand. 

Slide 3 - Slide

Spullen vervoeren
(trekschuit)
  • Wegen waren slecht 
  • Via het water  met een trekschuit
  • Hij ging net iets sneller dan lopen 

Slide 4 - Slide

Spullen vervoeren
(postkoets)
  • Ging sneller dan de trekschuit. 
  • Veel duurder, dus alleen voor de rijken.  

Slide 5 - Slide

Nieuwe manier: de stoomtrein

Slide 6 - Slide

De stoomtrein
  • Uitgevonden in 1839 
  • De eerste stoomtrein ging van Amsterdam naar Haarlem
  • Veel mensen vertrouwden de trein niet 
  • Toch populair --> steeds meer spoorwegen 
  • Land leek een stuk kleiner, je was veel sneller op je bestemming. 
  • De eerste treinen gingen 38 km per uur, nu gaan ze zelfs ongeveer 100-120 km per uur   

Slide 7 - Slide

Andere uitvindingen in de 18e eeuw

  • 1862: De cinematograaf 
        --> kon je voor het eerst filmpjes                  mee opnemen 
  • 1876: De telefoon 
  • 1888: De luchtband
        --> hiervoor reden ze op houten                   wielen!
  • 1880: De ritssluiting 

Slide 8 - Slide

Voor wie was de postkoets bedoeld?
A
Voor de armen.
B
Voor de rijken.
C
Voor de koning en de koningin.
D
Voor de minister-president.

Slide 9 - Quiz

Welke uitvinding kwam NIET uit de 18e eeuw?
A
De telefoon
B
De televisie
C
De cinematograaf
D
De luchtband

Slide 10 - Quiz

Waar ging de eerste stoomtrein naartoe?
A
Van Rotterdam naar Amsterdam
B
Van Den Haag naar Haarlem
C
Van Enschede naar Almelo
D
Van Amsterdam naar Haarlem

Slide 11 - Quiz

Langzaam
Sneller
Snelst

Slide 12 - Drag question

De eerste treinen gingen......
A
10 km/u
B
38 km/u
C
70 km/u
D
100-120 km/u

Slide 13 - Quiz

Wat is een cinematograaf?
A
Een apparaat waarmee je foto's kon maken.
B
Een apparaat waarmee je sapjes kon maken.
C
Een apparaat waarmee je filmpjes kon maken.
D
Een apparaat waarmee je je telefoon kon opladen.

Slide 14 - Quiz

Aan de slag!
  • Aantekeningen maken in je schrift
  • Klaar? --> lezen. 
  • Het stoplicht staat op rood, dus we zijn stil. 

Slide 15 - Slide