Herhaling H3 grammatica en spelling

Herhaling H3 grammatica en spelling
Pak je boek erbij en je iPad!
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling H3 grammatica en spelling
Pak je boek erbij en je iPad!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we in deze les doen?
  • Herhalen H3 spelling en grammatica
  • Vragen beantwoorden
  • Test jezelf online methode 

Slide 2 - Slide

Wat moet je kunnen van H3?
  • Zinsdelen kunnen benoemen ( zoals pv, o, wg, lv. mw) in een zin.
  • Woordsoorten benoemen (zn, bn, htw, rtw, bzw, hww, kww, vz, av, psv, vrv) in een zin
  • Hoofdletters
  • Woorden van de woordenlijst
  • Voltooid deelwoord en tegenwoordig deelwoord

Slide 3 - Slide

Wat is ook alweer
een voltooid deelwoord?

Slide 4 - Mind map

Voltooid deelwoord
  • Draagt altijd een vorm van hebben, zijn of worden bij zich.
  • Herken je vaak aan het ge- => Let op! bij sommige woorden die al beginnen met ge- , be- of ver- komt er géén ge- voor het voltooid deelwoord!
  • Als je niet weet of het voltooid deelwoord eindigt op een -d of -t => gebruik het 'T KoFSCHiP X

Slide 5 - Slide

Wat is een
tegenwoordig deelwoord?

Slide 6 - Mind map

Tegenwoordig deelwoord
  • Dit werkwoord geeft aan dat een handeling nog bezig is.

Voorbeelden: Lopend, slapend, rennend, fluitend, mopperend.

De leerlingen verlieten rennend het schoolplein.
Ik liep fluitend naar school.

Slide 7 - Slide

Een voltooid deelwoord draagt een vorm van hebben, zijn of worden bij zich.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Als je wil weten of een voltooid deelwoord eindigt op een -t of -d, gebruik je 'T KoFSCHip X.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

Een tegenwoordig deelwoord geeft aan dat een handeling nog bezig is.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Hoofdletters
Hoofdletters gebruik je:
  1. Aan het begin van een zin of citaat;
  2. Bij eigennamen ( personen, straten, merken);
  3. Bij aardrijkskundige namen;
  4. Bij feestdagen. 
Let op! Er zijn een aantal uitzonderingen. Deze staan in je boek bij het theorieblokje 'hoofdletters'. 

Slide 11 - Slide

Wat is een
meewerkend voorwerp?

Slide 12 - Mind map

Meewerkend voorwerp
  • Werkwoorden met de betekenis geven en vertellen hebben vaak een meewerkend voorwerp bij zich. Let op ! Niet elke zin heeft een meewerkend voorwerp!
  • Aan of voor wie of wat + wg + o + lv? 

Slide 13 - Slide

Ontleden maar!
  1. De directeur gaf haar een mooi cadeau.
  2. Het vakantiewerk heeft ons vijftig euro opgeleverd. 
  3. De winnaar wordt een boekenpakket aangeboden.
  4. Zij heeft hem het nieuwtje verteld. 
  5. We hebben mijn opa een fles drank gegeven. 

Slide 14 - Slide

Aan de slag!
  • Maak Test jezelf in de online methode van H3 spelling en grammatica 

Slide 15 - Slide