1. Markeer de titel, de inleiding, het slot en eerste zinnen van de alinea’s en bekijk de bron.
2. Lees de tekst nauwkeurig. Onderstreep de belangrijkste informatie per alinea.
3. Omcirkel signaalwoorden en let hiermee op functies van alinea's.
4. Groepeer de alinea’s die bij elkaar horen en geef ze een kopje waaruit het deelonderwerp blijkt.