This lesson contains 11 slides, with text slides.
10 min. Zs
Lezen
1. vul altijd het ww 'lopen' in
2. Loop ik loop loop jij loopt
loopt hij/zij loopt
loopt het loopt
vb. Het (worden)....... morgen mooi weer 1. het loopt -> het wordt
2. Verleden tijd
1. Noteer de stam (-en)
2. Wat is de laatste letter?
3. Staat de letter in 't exkofschip
Ja -> +teNee -> +de
voorbeeld:Leren fietsen
Hfd. 3 opdr. 9 + 10 (blz. 109)
Ben je met alles klaar:
Lezen :)