Hoe maak je een zin vragend?
Bijv. Tu aimes jouer au foot
1. Tu aimes jouer au foot?
de gewone zin met een ? erachter
2. Est-ce que tu aimes jouer au foot?
de gewone zin met 'est-ce que' ervoor
3. Aimes-tu jouer au foot?
het werkwoord en het onderwerp omdraaien met een streepje ertussen