Les 9: leesvaardigheid V1d

Dinsdag 15 december - V1d
  • 10 minuten stillezen
  • Huiswerk bespreken (verwijswoorden in ELO).
  • Verwijswoorden theorie (herhaling)
  • Aan de slag!

timer
10:00
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Dinsdag 15 december - V1d
  • 10 minuten stillezen
  • Huiswerk bespreken (verwijswoorden in ELO).
  • Verwijswoorden theorie (herhaling)
  • Aan de slag!

timer
10:00

Slide 1 - Slide


Slide 2 - Slide

Vorige les heb je...
...geoefend met tussenkopjes.
...geoefend met verwijswoorden.

Slide 3 - Slide

Deze les ga je leren...
...wat een verwijswoord (herhalen) is.
...wat een antecedent is.

Slide 4 - Slide

Verwijswoorden
'Tarik wil het werkstuk over de Romeinse bouwwerken een week eerder inleveren, omdat hij het al helemaal af heeft.’

Om erachter te komen waarnaar het woord 'hij' verwijst, stel je de volgende vraag: Wie heeft het al helemaal af? --> Tarik

Om erachter te komen waarnaar het woord 'het' verwijst, stel je de volgende vraag: Wat heeft Tarik al helemaal af? --> het werkstuk over de Romeinse bouwwerken

Slide 5 - Slide

Verwijswoorden
Verwijswoorden kunnen verwijzen naar:
  • Een woord
  • Een groepje woorden
  • Een hele zin
Dat waar het verwijswoord naar verwijst noem je het antecedent.

1.Het was vervelend dat ik in mijn vakantie kiespijn kreeg.
'het' verwijst naar……

2. Die generatie wil dat er meer met haar wensen rekening wordt gehouden.
'haar' verwijst naar …

3. Het eerste elftal behaalde gisteren zijn derde overwinning op een rij.
'zijn' verwijst naar ……

Slide 6 - Slide

1. Waar verwijst 'Dat' (r. 5) naar?

2. Waar verwijst 'daar' (r. 6) naar?



3. Waar verwijst 'zij' (r. 12) naar?

Slide 7 - Slide

Aan de slag!
Maak de vragen op de volgende slides:
Les 10 Leesvaardigheid V1d

Slide 8 - Slide

"Peuters zijn kleine genieën. Ze zijn creatief, lossen lastige vraagstukken in een mum van tijd op en kunnen zelfs rekenen met letters."

Waar verwijst 'Ze' (r. 1) naar?

Slide 9 - Open question

De onderzoekers gaven de peuters een kleurrijke doos met spullen. Hierin zaten dingen die de kinderen nog nooit eerder hadden gezien, zoals een veer, een eierdop en een spatel.

Waar verwijst 'die' (r. 2) naar?

Slide 10 - Open question

Tot in mei is het zeewater vaak niet warmer dan een graad of 7 tot 9, wat er in combinatie met de wind voor zorgt dat de temperatuur aan de kust niet veel hoger wordt dan 14ºC.

Waar verwijst 'wat' (r. 1) naar?

Slide 11 - Open question

De gemiddelde temperatuur in de lente is 8,9ºC. Dat is inderdaad minder warm dan je misschien zou verwachten, maar houd er rekening mee dat het al gauw warm aanvoelt na een koude winter en dat bij dit gemiddelde ook de nachttemperatuur wordt meegenomen.
Waar verwijst 'Dat' (r. 1) naar?

Slide 12 - Open question

Aan de slag!
  • Ga naar Learnbeat en log in
  • Ga naar Blok 4, 4.5 Lezen, C Verwijswoorden - 1
  • Maak vraag 1 t/m 5.
  • Maak tot slot de vragen op de volgende slides over lesdoelen.

Slide 13 - Slide

Lesdoel behaald? Ik weet wat een verwijswoord is.
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

Lesdoel behaald? Ik weet wat een antecedent is.
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

Lesdoel behaald? Ik weet welke vraag ik moet stellen om het antecedent te vinden.
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quiz

Einde van deze les
Goed gedaan!

Je mag nu verder lezen in je leesboek.

Slide 17 - Slide