Persoonlijke voornaamwoorden + Bezittelijke voornaamwoorden

WELCOME!
Welcome 1KL3 !
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

WELCOME!
Welcome 1KL3 !

Slide 1 - Slide

What did we do / talk about last lesson?
timer
1:30

Slide 2 - Open question

What are we going to do today?
  • Start Lesson up 
  • Herhaling: Persoonlijke voornaamwoorden
  • Herhaling: bezittelijke voornaamwoorden
  • Huiswerk

Slide 3 - Slide

Today's goal
Today's goal is to know how and when to use the personal and possessive pronouns

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my friends and I
A
I
B
they
C
we
D
you

Slide 6 - Quiz

Grammar
Een persoonlijk voornaamwoord gebruiken je in plaats van een zelfstandig naamwoord (een persoon, een dier, of een ding)...

Het meisje loopt - she walks
De jongen loopt   - he walks
De kat loopt -         it walks

Slide 7 - Slide

Welke persoonlijke voornaamwoorden ken je nu al in het Engels?

Slide 8 - Open question

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
Susan
A
he
B
we
C
you
D
she

Slide 9 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
dog
A
he
B
it
C
you
D
I

Slide 10 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my teachers
A
you
B
we
C
I
D
they

Slide 11 - Quiz

Bezittelijke voornaamwoorden geven aan..
A
voor wie iets is
B
over wie iets gaat
C
van wie iets is

Slide 12 - Quiz

Grammar
Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan wie iets bezit, van wie iets is.

Mijn auto - my car
zijn auto  - his car
jullie auto - your car

Slide 13 - Slide

Welke bezittelijke voornaamwoorden ken je nu al in het Engels?

Slide 14 - Open question

Chad and Mike have a sister.
It's ... sister
A
his
B
her
C
our
D
their

Slide 15 - Quiz

Fred and I have a bike.
It's ... bike
A
my
B
our
C
their
D
his

Slide 16 - Quiz

You have a house. It's ... house
A
my
B
your
C
his
D
its

Slide 17 - Quiz

Schuif de voorbeelden naar de juiste kolom
Persoonlijk
Bezittelijk
he
my
our
their
we
theyt
Ours
him

Slide 18 - Drag question

Homework
Maandag 14 September
-   s


Slide 19 - Slide

Time for a

Slide 20 - Slide