les 4

homework online 1.2 Ex12 (p.15)
Hetherington Hospital
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

homework online 1.2 Ex12 (p.15)
Hetherington Hospital

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Today's goal
Today's goal is to know how and when to use the personal and possessive pronouns

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my friends and I
A
I
B
they
C
we
D
you

Slide 5 - Quiz

Grammar
Een persoonlijk voornaamwoord gebruik je in plaats van een zelfstandig naamwoord (een persoon, een dier, of een ding)...

Het meisje loopt - she walks
De jongen loopt   - he walks
De kat loopt -         it walks

Slide 6 - Slide

Grammar
Een persoonlijk voornaamwoord kun je ook gebruiken op deze manier:

  • Abby vindt mij leuk - Abby like me.
  • Abby vindt haar leuk  - Abby likes her.
  • Abby vindt jullie leuk - Abby likes you.

Slide 7 - Slide

Welke persoonlijke voornaamwoorden ken je nu al in het Engels?

Slide 8 - Open question

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
Susan
A
he
B
we
C
you
D
she

Slide 9 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
dog
A
he
B
it
C
you
D
I

Slide 10 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my teachers
A
you
B
we
C
I
D
they

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden geven aan..
A
voor wie iets is
B
over wie iets gaat
C
van wie iets is

Slide 13 - Quiz

Grammar
Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan wie iets bezit, van wie iets is.

  • Dat is mijn eten. - That's my food.
  • Dat is haar eten. - That's her food.
  • Dat is hun eten. - That's their food.    

Slide 14 - Slide

Grammar
Je kun een bezittelijk voornaamwoord ook op deze manier gebruiken.

  • Het eten is van mij. - The food is mine.
  • Het eten is van haar. - The food is hers.
  • Het eten is van hun . - The food is theirs.    

Slide 15 - Slide

Welke bezittelijke voornaamwoorden ken je nu al in het Engels?

Slide 16 - Open question

Chad and Mike have a sister.
It's ... sister
A
his
B
her
C
our
D
their

Slide 17 - Quiz

Fred and I have a bike.
It's ... bike
A
my
B
our
C
their
D
his

Slide 18 - Quiz

You have a house. It's ... house
A
my
B
your
C
his
D
its

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide

Schuif de voorbeelden naar de juiste kolom
Persoonlijk
Bezittelijk
he
my
our
their
we
theyt
Ours
him

Slide 21 - Drag question

Slide 22 - Link

Slide 23 - Link

open your book p.14 EX10+11
Als je klaar bent, maak een account op Wrts
Je kunt de woorden op Wrts online leren

Slide 24 - Slide