Ergon 30 deel 1

• Grieks
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

zin 1

Ὁ Μινώταυρος τέρας ἀνθρωποφάγον ἐστιν ἐν τῇ Κρήτῃ.

Wat is de Minotaurus volgens regel 1?

Op welk eiland woont de Minotaurus?

vertaling zin 1

De Minotaurus is een mensen etend monster op Kreta.

zin 2

Ἐνταῦθα δ΄ὁ Μίνως, ὁ βασιλεύς, τὸ τέρας φυλάττει ἐν τῷ λαβυρίνθῳ.

r. 2: Wie is Minos?

r. 2: Wat betekent ἐνταῦθα?

1. waar
2. daarna
3. vervolgens
4. daar

r. 2: Wie wordt bedoeld met τὸ τέρας?

r. 3: Wat doet Minos met de Minotaurus?

1. hij laat hem doden
2. hij geeft hem eten
3. hij bewaakt hem
4. hij jaagt hem weg

Waar bewaakt Minos de Minotaurus?

1. in een labyrint
2. in het labyrint

vertaling zin 2

En daar bewaakt Minos, de koning, het monster in het labyrint.

zin 3

Τὴν δὲ τροφὴν τῷ Μινωταύρῳ ἐκ τῶν Ἀθηνῶν λαμβάνει· ὁ γὰρ τῶν Ἀθηνῶν δῆμος δι᾿ἐννέα ἐτῶν ἑπτὰ θυγατέρας καὶ ἑπτὰ υἱους παρέχειν ὀφείλει.

r. 4: Welke naamval is τῷ Μινωταύρῳ?

1. genitivus
2. dativus
3. ablativus
4. accusativus

Hoe vertaal je de dativus van een levend wezen meestal?

1. als meewerkend voorwerp
2. als bijwoordelijke bepaling
3. je zet er 'voor' of 'aan' voor
4. je zet er 'door' of 'met' voor

r. 4: Wie/wat is het onderwerp van 'λαμβάνει'?

1. Minos
2. Minotaurus
3. het voedsel
4. de Atheners

r. 4: Van wie krijgt Minos het voedsel voor de Minotaurus?

r. 6: Wat voor werkwoordsvorm is παρέχειν?

1. persoonsvorm, 3e pers. enkelvoud
2. infinitivus
3. persoonsvorm 3e pers. meervoud
4. persoonsvorm, 1e persoon enkelvoud

r. 6: Wie is/zijn het onderwerp van ὀφείλει?

1. ἐννεα ἐτῶν
2. ἑπτα θυγατέρας
3. ἑπτα θυγατέρας καὶ ἑπτα υἱους
4. ὁ τῶν Ἀθηνῶν δῆμος

r. 4/5: Hoe vertaal je ὁ τῶν Ἀθηνῶν δῆμος?

vertaling zin 3

En hij krijgt het voedsel voor de Minotauros van de Atheners: want het volk van de Atheners moet iedere negen jaar 7 dochters en 7 zonen geven.

zin 4

Δι΄ἐννέα ἐτῶν οὖν πλοῖον ἐκπλεῖ ἐκ τοῦ λιμένος, καὶ ἀεὶ ἡ λύπη ἐστὶ μεγίστη ἐν ταῖς Ἀθήναις.

r. 6: Wat betekent οὖν?

1. niet
2. dus

Wat voor werkwoordsvorm is ἐκπλεῖ?

1. infinitivus
2. persoonsvorm 3e pers. enkelvoud
3. persoonsvorm, 3e pers. meervoud
4. persoonsvorm, 1e pers. enkelvoud

r. 7: Wat is de naamval van τοῦ λιμένος en waarom is die naamval hier gebruikt?

1. dativus, want 'de haven' is bijwoordelijke bepaling
2. accusativus, want 'de haven' is lijdend voorwerp
3. genitivus, hangt af van ἐκ van ἐκπλεῖ
4. genitivus, want het zegt iets over het schip (πλοῖον)

r. 7: Wat is het onderwerp van ἐκπλεῖ?

1. een schip
2. de haven
3. het schip
4. een haven

r. 7: Wat betekent ἀεὶ?

1. altijd
2. daarom
3. daar
4. dus

vertaling zin 4

Iedere negen jaar vaart dus een schip de haven uit, en steeds is het verdriet zeer groot in Athene.