Donderdag 23 mei Komma gebruik

Doel van de les:

KOMMA


Je leert de komma goed te gebruiken

1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Doel van de les:

KOMMA


Je leert de komma goed te gebruiken

Slide 1 - Slide

Komma
Voor 'en' en 'of' zet je meestal geen komma.

Ik hou van pasta, rijst en aardappelen.
Wil je thee of koffie?



Slide 2 - Slide

Komma's

  • gebruik een komma na een aanspreking
  • gebruik een komma bij een bijstelling
  • gebruik een komma bij voegwoorden

Slide 3 - Slide

Komma

Voor een tussenwerpsel ( een woord of zinsdeel dat geen echte

betekenis heeft) zet je een komma


Oeps, ik laat mijn patat vallen


Bah, weer bloemkool

Slide 4 - Slide

Komma's!
Plaats een komma:
voor een voegwoord
tussen twee pv's
Omdat het regent, blijf ik thuis.
Ik blijf thuis, omdat het regent.

Slide 5 - Slide

Voor want en omdat zet je een komma.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Een komma gebruik je:
A
bij een opsomming
B
tussen twee bijvoeglijk naamwoorden
C
tussen 2 persoonsvormen in een samengestelde zin
D
Allemaal

Slide 7 - Quiz

Ik gebruik een komma...
A
voor het woordje nadat
B
voor een opsomming
C
achter een citaat
D
voor een uitroep

Slide 8 - Quiz

Een komma gebruik je....
A
Na een voegwoord
B
Voor een voegwoord

Slide 9 - Quiz

Je schrijft een komma:
A
als je een pauze hoort en tussen twee persoonsvormen
B
tussen bijvoeglijke naamwoorden
C
bij een opsomming en voor- en nadat je iemand aanspreekt
D
Je schrijft een komma bij zowel antwoord A, als B en C.

Slide 10 - Quiz

Na de verbindingswoorden doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodra en dat gebruik je altijd een  .....
Je verwijst altijd met .......................  naar de-woorden
De discotheek heeft ervoor gezorgd dat al ..........  sponsors worden uitgenodigd voor een danceparty. 
Als dit theater geen subsidie krijgt, zal ....... zeker gesloten worden.

komma
deze en die 
haar
het

Slide 11 - Drag question

Wanneer gebruik je een komma?
Voor een verbindingswoord
Na een verbindingswoord
Tussen twee persoonsvormen
Bij 'en' en 'of'

Slide 12 - Drag question

Niet waar
Waar
Een zin eindigt altijd met een punt.
Tussen twee persoonsvormen zet je een komma.. 
Als je iemand aanspreekt, zet je een uitroepteken achter zijn of haar naam.
Een uitroepteken gebruik je bij een vraag.
Aanhalingstekens gebruik je als je een stukje tekst letterlijk overneemt.
Voor woorden zoals want, maar of omdat zet je een komma.
Leestekens maken het lezen makkelijker.

Slide 13 - Drag question

Tekst
puntkomma
dubbele punt
persoonsvormen
komma
punt
Als twee zelfstandige zinnen sterk met elkaar samenhangen, kun je een   ? gebruiken, maar een punt mag ook. 
Als twee zelfstandige zinnen samenhangen, vormt de tweede zin soms een toelichting bij de eerste zin. In dat geval verbind je de zinnen met een
In een zin gebruik je een komma tussen twee 
Wanneer je twee zinnen samenvoegt tot een nieuwe zin, gebruik je een
Na een zelfstandige, mededelende zin komt een

Slide 14 - Drag question

Wanneer gebruik je wat?
Aan het begin van een zin.
Tussen twee persoonsvormen.
Vóór een verbindingswoord.
Aan het eind van een vraagzin.
Aan het eind van een gewone zin.
hoofdletter
punt
vraagteken
komma
komma

Slide 15 - Drag question

Niet waar
Waar
Een zin eindigt altijd met een punt.
Tussen twee persoonsvormen zet je een komma. 
Als je iemand aanspreekt, zet je een uitroepteken achter zijn of haar naam.
Een uitroepteken gebruik je bij een vraag.
Aanhalingstekens gebruik je als je een stukje tekst letterlijk overneemt.
Voor woorden zoals want, maar of omdat zet je een komma.
Leestekens maken het lezen makkelijker.

Slide 16 - Drag question

Een komma zet je..
A
tussen twee persoonsvormen
B
voor twee persoonsvormen

Slide 17 - Quiz

Een komma is een leesteken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Een komma zet je ...
A
Tussen twee persoonsvormen
B
Tussen twee verbindingswoorden
C
Tussen twee moeilijke woorden
D
Tussen delen van een opsomming

Slide 19 - Quiz

Een komma geeft aan dat:
A
er een nieuwe zin komt
B
je even moet wachten voor je verder leest
C
dat er een nieuwe alinea komt

Slide 20 - Quiz

Ik heb jarenlang kunnen, genieten van spaghetti.


Het kommagebruik in deze zin is
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

Huiswerk voor ma 27 mei
Maken opdr. 7 en 8
Leren blz. 255/ 256 komma gebruik.

Dictee doen we in de les.

Slide 22 - Slide