Samenvatting 2e klas Hoofdstuk 2: Thuis en Buitenshuis

Samenvatting Hoofdstuk 2: Thuis en Buitenshuis
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

Samenvatting Hoofdstuk 2: Thuis en Buitenshuis

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les kun:
  • Je uitleggen hoe behoeften worden bevredigd door consumptie.
  • Het verschil tussen onbetaalde productie thuis en betaalde productie buitenshuis beschrijven.
  • De beperkingen van consumptie door schaarste in middelen en tijd uitleggen.
  • De waarde van thuisproductie berekenen.
  • De functie en opbouw van staaf- en cirkeldiagrammen uitleggen.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  • De vier productiefactoren benoemen en hun rol in de productie toelichten.
  • Het belang van de Arbowet en de bescherming van werknemers uitleggen.
  • De motieven voor onbetaald thuiswerk en betaald buitenshuis werk beschrijven.
  • De impact van productie op het milieu uitleggen en maatregelen noemen om vervuiling te verminderen.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over behoeften, consumptie en productie?

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Consumptie en in behoefte voorzien
  • Behoefte: Je mist iets en kan dit oplossen door te consumeren. -> Primaire en secundaire behoeften.
  • Consumeren: producten of diensten kopen om in behoeften te voorzien

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Onbetaalde versus betaalde productie
  • Productie thuis is onbetaald en buitenshuis (via een bedrijf) betaald.
  • Voor onbetaalde productie heb je arbeid, gereedschap en natuur (grondstoffen) nodig.
  • Thuisproductie bespaart uitgaven, bereken door :
    kosten om te kopen - kosten thuisproductie (alleen ingrediënten betalen)

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Schilder inhuren kost € 350,-. Als ik zelf ga schilderen betaal ik aan verf, kwasten, schuurpapier etc. €200,- Hoeveel bespaar je door eigen productie?
A
50
B
75
C
125
D
150

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Beperkingen van consumptie door schaarste
  • Schaarste: niet genoeg middelen (geld of tijd) hebben, waardoor je keuzes moet maken.

Je kan niet én een feestje vieren én leren én het huishouden doen tegelijk.

Of je kunt je geld maar 1 keer uitgeven en moet kiezen waarvoor.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Staafdiagram en cirkeldiagram
  • Staafdiagram: Een manier om gegevens te laten zien, waarbij de lengte van de staven de waarde weergeeft.
  • Cirkeldiagram: Een manier om gegevens te laten zien, waarbij de grootte van de sectoren (taartpunten) de verhoudingen weergeeft.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

De productiefactoren
  • De middelen die nodig zijn
    voor productie, namelijk:
  • Kapitaal, arbeid, natuur
    (grondstoffen) en ondernemerschap

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Arbowet en bescherming werknemers
  • Arbowet: Wetgeving die de gezondheid, veiligheid en welzijn van werknemers tijdens het werk waarborgt.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Milieuvervuiling en productie
  • Milieuvervuiling stijgt bij meer productie, maar kan verminderd worden door minder productie, slimmer energiegebruik en schone technologieën (zonne- en windenergie bijvoorbeeld).

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Begrippenlijst
  • Behoefte: Een staat van voelen van iets missen dat bevredigd kan worden door te consumeren.
  • Consumeren: Het proces waarbij producten of diensten worden gebruikt om behoeften te bevredigen.
  • Productie: Het proces van het creëren van goederen of diensten.
  • Schaarste: De situatie waarin middelen beperkt zijn, waardoor keuzes gemaakt moeten worden.
  • Staafdiagram: Een grafische weergave van gegevens waarbij de lengte van de staven de waarde weergeeft.
  • Cirkeldiagram: Een grafische weergave van gegevens waarbij de grootte van de sectoren de verhoudingen weergeeft.
  • Productiefactoren: De middelen die nodig zijn voor productie, namelijk arbeid, kapitaalgoederen en natuur.
  • Arbowet: Wetgeving die de gezondheid, veiligheid en welzijn van werknemers tijdens het werk waarborgt.
  • Milieuvervuiling: De verslechtering van het milieu door de introductie van schadelijke stoffen of factoren.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Rekenen met procenten > getal uitrekenen als percentage bekent is. 
Formule= Getal : 100 x percentage dat je zoekt

Stel je hebt een 25 leerlingen in een klas. Dit getal is 100%. Er is 36 % ziek, hoeveel leerlingen zijn er dan ziek? 
De vraag is dan: hoeveel leerlingen = 36%?

25 : 100 x 36 = 9 leerlingen

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Bereken 15% van 240.
A
30
B
20
C
36
D
50

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel procent van het aantal transacties werd gedaan via creditcard?

( deel : geheel x 100)
A
15,2%
B
6,6%
C
18,1%
D
5,5%

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Sascha verdiend €100,-,
hiervan geeft zij €30,- uit aan kleren.
Hoe reken je uit hoeveel procent zij uitgeeft aan kleding?
A
(nieuw-oud)/oud x100%
B
deel / geheel x 100%
C
procenten uitrekenen
D
deel / geheel

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Deel: €5
Het deel is 10% van het geheel
Hoeveel euro is het geheel?
A
500
B
50
C
5
D
0,5

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 20 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 21 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 22 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.