H3 Feiten, meningen en argumenten

Nederlands 8-1
Wat gaan we doen deze les?
  1. Spullen op tafel en telefoons weg
  2. Planning tot aan de PWW + Toets bespreken
  3. Dilemma
  4. Theorie: Feiten, meningen en argumenten
  5. Samen opdracht maken
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Nederlands 8-1
Wat gaan we doen deze les?
  1. Spullen op tafel en telefoons weg
  2. Planning tot aan de PWW + Toets bespreken
  3. Dilemma
  4. Theorie: Feiten, meningen en argumenten
  5. Samen opdracht maken

Slide 1 - Slide

Planning
8-12 januari: H3 Lezen + inleveren boekverslag 3
15-19 januari: H4 Lezen
22-26 januari: Herhalen H1, H2, H3 + H4 Lezen
29 januari - 2 februari: PTA Leesvaardigheid D (H1 t/m 4)

Telt 15x


Slide 2 - Slide

Boekverslag 4K
Zondag 14 januari voor 23:59 uur inleveren boekverslag 3. 

Zorg dat je hem op tijd inlevert! 

Slide 3 - Slide

Boekverslag 4B
Lees- en kijkdossier
basis: 2 boeken en 1 film
kader: 4 boeken en 1 film 

Deadline: vrijdag 1 maart moet het hele lees- en kijkdossier compleet zijn.

Vanaf 15 januari neemt iedereen een leesboek mee naar de lessen Nederlands (en KWT). 

Slide 4 - Slide

Toets bespreken

Slide 5 - Slide

Dilemma
Wat is een dilemma?
  • Een situatie waarin je moet kiezen tussen twee lastige (of soms leuke) dingen.

Je krijgt zo een dilemma te zien:
  1. Maak je keuze --> je geeft dus je mening.
  2. Vertel waarom je deze keuze maakt --> je geeft dus een argument.
  3. Dit doe je in je hoofd en als je je antwoord wil delen, steek je je hand op.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Feiten, meningen & argumenten
Een feit kan je controleren. Deze uitspraak is waar.
  • Het Leerpark staat in de stad Arnhem. --> ik kan op internet checken of het klopt. 

Met een mening kun je het eens of oneens zijn. 
  • Ik vind wielrennen een leuke sport.  --> ik niet 

Je herkent een mening aan de woorden: ik vind...., Volgens ons/mij...., Zij denkt dat...

Slide 9 - Slide

Feiten, meningen en argumenten
Met een argument leg je uit waarom je die mening hebt. 
  • Ik vind wielrennen een leuke sport (mening), want je ontdekt veel van de omgeving en je kan sneller dan een brommer fietsen! 

Een argument herken je aan de signaalwoorden: omdat, want, namelijk en immers. 

Slide 10 - Slide

Samen
We maken samen opdracht 2  op bladzijde 94.

Slide 11 - Slide

Zelfstandig werken
Maak de volgende opdrachten:
Basis: 1 t/m 4 op blz. 92-96
Kader: 1 t/m 4 op blz. 68-72

Dit is huiswerk voor de les van donderdag

Slide 12 - Slide