Zin a. Een aandoenlijk vegetarisch stelletje wandelt hand in hand
langs een bloemenkraampje en stopt bij de emmers met
verse snijbloemen.
Geheugensteuntje?
Pagina 249 overzicht.
Slide 9 - Slide
Leerdoelen 3.7
In deze paragraaf leer je:
het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord te gebruiken;
telwoorden te gebruiken;
het verschil tussen het zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
Slide 10 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord
Verwijzen meestal naar levende wezens.
Staan vaak in de plaats van een zelfstandig naamwoord (zn).
Kees heeft een vriendin. Zijheet Kim.
De hond heeft een bruine vacht. Ik geef hem een lekker bot.
Slide 11 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord
Verwijzen meestal naar levende wezens.
Staan vaak in de plaats van een zelfstandig naamwoord (zn).
Kees heeft een vriendin. Zijheet Kim.
Zij is hier het onderwerp van de zin = psv onderwerpsvorm.
De hond heeft een bruine vacht. Ik geef hem een lekker bot.
hem is hier het meewerkend voorwerp = psv voorwerpsvorm.
Slide 12 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord
Verwijzen meestal naar levende wezens.
Staat vaak in de plaats van een zelfstandig naamwoord (zn).
Heeft twee vormen: onderwerpsvorm en voorwerpsvorm.
Bijvoorbeeld: ik, je, jij, hij, zij, hem, haar, enzovoort.
Zie schema in je boek op pagina 67.
Slide 13 - Slide
Bezittelijk voornaamwoord
Geeft aan van wie iets is = bezit.
Staat vóór een zelfstandig naamwoord.
Dat is mijnidee.
Slide 14 - Slide
Welke vijf woorden kunnen zowel een persoonlijk als een bezittelijk voornaamwoord zijn? (p. 67)
Slide 15 - Open question
Kijk maar
Ik geef jullie jullie boeken terug
Welke 'jullie' is persoonlijk en welke bezittelijk?
Slide 16 - Slide
Trucje
Als je twijfelt tussen persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord,
dan vul je hem (psv) in of zijn (bzv) ter controle:
Ik geef jullie koffie - Ik geef hem koffie = persoonlijk
Wat is jullie leukste idee? - Wat is zijn leukste idee? = bezittelijk
Slide 17 - Slide
Is het woord 'jullie' in onderstaande zin een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Ik heb jullie aangemeld bij de sportschool.
A
Persoonlijk
B
Bezittelijk
Slide 18 - Quiz
Is het woord 'jullie' in onderstaande zin een onderwerpsvorm of een voorwerpsvorm?
Ik heb jullie aangemeld bij de sportschool.
A
Onderwerpsvorm
B
Voorwerpsvorm
Slide 19 - Quiz
Is het woord 'hun' in onderstaande zin een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Ik geef hun een cadeautje.
A
Persoonlijk
B
Bezittelijk
Slide 20 - Quiz
Is het woord 'hun' in onderstaande zin een onderwerpsvorm of een voorwerpsvorm?
Ik geef hun een cadeautje.
A
Onderwerpsvorm
B
Voorwerpsvorm
Slide 21 - Quiz
Werkmoment
Van 3.7 Grammatica zijn vandaag af: opdrachten 1, 3a en b.
Je maakt alles digitaal.
Je mag zachtjes overleggen.
Heb je een vraag? Steek dan je hand op.
Opdrachten af? Ga verder met het huiswerk voor maandag. Dat zijn de opdrachten: 4 en 6. Voor deze laatste opdracht lees je eerst het blokje over Telwoord op pagina 70.