Hst6_3M_6.1_ verkoopprijs

Agenda les
Hoofdstuk 6 Economie

Pincode

3vmbo basis kader

Deze stof moet je kennen voor toetsperiode 3
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Agenda les
Hoofdstuk 6 Economie

Pincode

3vmbo basis kader

Deze stof moet je kennen voor toetsperiode 3

Slide 1 - Slide

Leerdoelen Hoofdstuk 6
  • Je kent de begrippen afzet, omzet, consumentenprijs, verkoopprijs, brutowinstmarge (=opslag) en nettowinst.
  • Je kunt bovenstaande begrippen berekenen.
  • Je kent de begrippen betaalde, ontvangen en af te dragen BTW en kunt dat berekenen.

Slide 2 - Slide

0

Slide 3 - Video

Afzet en Omzet (herhaling)
Afzet= aantal producten dat je verkoopt.

Omzet= afzet x verkoopprijs

Slide 4 - Slide

Inkoop en verkoopprijs
Inkoopprijs: is de prijs die bv een winkelier voor een product betaalt.
Verkoopprijs: is de prijs waarvoor een winkelier een product verkoopt.
Verkoopprijs= inkoopprijs + brutowinstopslag

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

De inkoopprijs is € 250,- de brutowinstopslag is 80%. Wat is de verkoopprijs?

Slide 7 - Open question

De inkoopprijs is € 9,- de brutowinstopslag is 120%. Wat is de verkoopprijs?

Slide 8 - Open question

De inkoopprijs is € 8,- de verkoopprijs is €14,-. Wat is de brutowinstopslag en hoeveel % is dit van de inkoopprijs?

Slide 9 - Open question

De inkoopprijs is €125,- de verkoopprijs is €175,-. Wat is de brutowinstopslag en hoeveel % is dit van de inkoopprijs?

Slide 10 - Open question

Je betaalt in de supermarkt € 54,- (incl 9% BTW) voor levensmiddelen. Hoeveel BTW heb je over de € 54, betaald?

Slide 11 - Open question

Consumentenprijs
Consumentenprijs = verkoopprijs + BTW
Anders geschreven onder elkaar: (herhaling)
Verkoopprijs                         100%
+ BTW                                       +21%
= consumentenprijs        =121%


Slide 12 - Slide

0

Slide 13 - Video

BTW: belasting toegevoegde waarde
Indirecte belasting: belasting die je via de winkelier aan de overheid betaalt.

Slide 14 - Slide

Herhaling percentage berekenen
Stap 1: Maak van de vraag een som.
15% van 350,-
Stap 2: Maak van het percentage een decimaal getal. Dus deel door 100.
15:100= 0,15
Stap 3: vermenigvuldig het decimale getal met het totaal. 
0,15 x 350 = 52,50

Slide 15 - Slide

0

Slide 16 - Video

Rekenen met BTW
  • De consumentenprijs van een IPhone is € 332,75 (incl. 21% btw). Hoeveel is de prijs exclusief btw?
  • € 332,75 ÷ 121 × 100 = € 275 
  • De verkoopprijs van een e-book is € 13,- (excl. 9% btw). Hoeveel is de consumentenprijs inclusief btw? 
  • € 13,- ÷ 100 × 109 = € 14,17 

Slide 17 - Slide

De consumentenprijs van fiets is 799,-. Bereken de verkoopprijs

Slide 18 - Open question

Nu hetzelfde doen bij berekenen verkoopprijs
  • De inkoopprijs is 570,- en de brutowinstopslag is 45% van de inkoopprijs. Wat wordt de verkoopprijs?
  • Stap 1: Bereken de brutowinstopslag in geld
  • Stap 2: maak van het percentage een decimaal getal
    45: 100= 0,45
  • Stap 3: vermenigvuldig het decimale getal met de inkoopprijs
    0,45 x 570 = 256,50
  • Stap 4: bereken de verkoopprijs (= inkoopprijs + brutowinstopslag)
    570 + 265,50 = 835,50

Slide 19 - Slide

De inkoopprijs van een game is €70,-. De brutowinstopslag is 60%.
Bereken de verkoopprijs?

Slide 20 - Open question

Je hebt voor 90,- een tas gekocht. De winkelier had de broek voor 60,- ingekocht.
Bereken de brutowinstopslag in procenten?

Slide 21 - Open question

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

            Rekenen met brutowinstopslag
  • Je verkoopt bloembollen. Deze bloembollen koop je in voor
    € 10.000,- Je verkoopt de bloembollen voor € 18.000,-
  • Bereken de brutowinstopslag in geld
  • Bereken de brutowinstopslag als percentage van de inkoopprijs.
  • brutowinstopslag= verkoopprijs-inkoopprijs
  • brutowinstopslag= € 18.000 - € 10.000 = € 8.000,-
  • brutowinstopslag % van de inkoopprijs= (€ 8.000 : € 10.000) x 100 = 80% of manier 2: 10.000 : 100 = € 100 = 1% > € 8.000 : € 100 = 80 > 80%
timer
2:00

Slide 24 - Slide

Zelf aan de slag
  • Lees paragraaf 6.1 (vanaf blz 160)
  • Maak opgaven par 6.1 (zet de berekeningen op een kladblaadje)

Slide 25 - Slide