Goederenstroom week 2

Goederenstroom
Periode 2 Week 2
1 / 29
next
Slide 1: Slide
GoederenstroomMBOStudiejaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Goederenstroom
Periode 2 Week 2

Slide 1 - Slide

Agenda
Week 1: Voorraadbeheer
Week 2: Voorraadbeheer
Week 3: Online en offline
Week 4: Online en offline
Week 5: Online en offline
Week 6: Derving
Week 7: Derving
Week 8: Derving 
Week 9: Inleveren verslag

Slide 2 - Slide

Doel van deze les
Aan het einde van deze les..

.. weet je wat een besteleenheid is.
.. leer je de optimale bestelgrootte.
.. leer je verschillende bestelmethoden.

Slide 3 - Slide

Wat betekend afboeken?

Slide 4 - Open question

Wat zijn kengetallen?

Slide 5 - Open question

Kengetallen
Om goede beslissingen te kunnen nemen over de voorraad gebruik je kengetallen.

Die maken de voorraadgegevens inzichtelijk, zodat je conclusies kunt trekken over het voorraad beheer. 

Slide 6 - Slide

Kengetallen
Een kengetal is een getal dat inzichtelijk maakt hoe je bedrijf ervoor staat.
Een kengetal is een verhoudingsgetal dat een verband geeft tussen twee soorten gegevens.

Bijvoorbeeld de voorraad in vergelijking met de verkopen in een periode. 

Slide 7 - Slide

Gemiddelde voorraad
Als de voorraadadministratie op order is, kun je die informatie gebruiken voor toekomstige beslissingen over de voorraad.
  

De gemiddelde voorraad is de omvang van je voorraad.

Dit is handig om te weten, om bijvoorbeeld de producten te verzekeren tegen diefstal of brand.

Slide 8 - Slide

Kengetallen
Omzetduur
Is het aantal keren dat de gemiddelde voorraad in een bepaalde periode wordt verkocht.

Omzetsnelheid
Geeft de tijd aan die nodig is om de gemiddelde voorraad een keer om te zetten in geld.

Slide 9 - Slide

Resultaten kengetallen
Als je de omzetduur weet, dan kun je daar je voorraad en moment van bestellen op aanpassen. Is de omzetduur van een artikel laag, dan betekent dat je hier niet veel van op voorraad hoeft te hebben.

Als je de omzetsnelheid weet kan je ook informatiegeven over de beste opslaglocatie. Goederen met een hoge omzetsnelheid hebben een plaats vooraan in het magazijn. Je kunt er makkelijk bij en snel in de winkel vullen.

Slide 10 - Slide

Bestellen
Als je een winkel hebt, dan is het noodzakelijk dat je goederen bestelt.. Anders heb je niks te verkopen.

Inkopen en bestellen doe je bij een of een aantal leveranciers. Wanneer je dat doet en hoe vaak of hoeveel je bestelt, is afhankelijk van een aantal factoren.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Besteleenheid
Een besteleenheid is de hoeveelheid artikelen die in een verpakkingseenheid geleverd worden. 

Slide 13 - Slide

Bestelmoment
Het bestelmoment is het tijdstip waarop je en bepaalde bestelling plaats. Sommige winkeliers verdelen de bestelmomenten over een periode, bijvoorbeeld een week. Soms gebeurt het ook dagelijks, bij bijvoorbeeld verse producten. 

Slide 14 - Slide

Bestelfrequentie
De bestelfrequentie is het aantal keer dat je een bestelling plaatst in een bepaalde periode. 
 
Dit hangt af van:
- De omvang van de voorraad
- de levertijd
- bestelkosten
- houdbaarheid
- afzet

Slide 15 - Slide

Bestelkosten
Bestellen is natuurlijk niet gratis.

- Verzend- of transportkosten
- Personeelskosten
- Administratiekosten

Slide 16 - Slide

Wat maakt goed voorraadbeheer niet mogelijk?
A
De voorraadkosten te beperken
B
Lege schappen te voorkomen.
C
De winstgevendheid te vergroten.
D
Veel derving.

Slide 17 - Quiz

Voorraadbeheer
Goed voorraadbeheer maakt het mogelijk om:

1. De voorraadkosten te beperken
2. Lege schappen te voorkomen
3. De winstgevendheid te verhogen

Slide 18 - Slide

Optimale bestelgrootte
Bij het bestellen van artikelen wil je er aan de ene kant voor zorgen dat er altijd genoeg artikelen in de winkel aanwezig zijn om iedere klant tevreden te kunnen stellen. 

Maar aan de andere kant wil je graat dat de kosten die daarbij horen zo laag mogelijk zijn. 

Dit kan je oplossen met de formule van Camp

Slide 19 - Slide

Optimale bestelgrootte
De optimale bestelgrootte is de hoeveelheid artikelen die je per keer bestelt waarbij de opstelsom van de voorraadkosten en de bestelkosten zo laag mogelijk is. De optelsom van de voorraadkosten en de bestelkosten noem je de totale kosten. 

Slide 20 - Slide

De formule van Camp

Slide 21 - Slide

Bestelpunt
Het bestelpunt is het moment dat je de bestelling gaat plaatsen. 

Je houdt hier rekening met de minimum voorraad en de veiligheidsvoorraad en de vraag of je op vaste en variabele momenten bestelt. 

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Opdracht
Beantwoord de volgende vragen:

1. Wat is een veiligheidsvoorraad?
2. Wat is een bestelpunt?
3. Waarom wil je het bestelpunt weten?

Slide 24 - Slide

Servicegraad
Als je alle artikelen in je assortiment op voorraad hebt dan heb je een 100% servicegraad.

Om geen nee-verkoop te krijgen is het noodzakelijk om de servicegraad op 100% te krijgen!

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Schoolopdracht: Opslag van goederen
Een winkel wil geen ''Nee'' verkopen. Daarom hebben winkels voorraden. Vaak staat de voorraad in de opslagruimte: het magazijn. In veel winkels worden de artikelen ook in de winkel zelf opgeslagen: op de winkelvloer. Vaak moet je deze artikelen eerst ompakken. Dit betekend dat je de grootverpakking verwijderd. Daarna plaats je de artikelen in de winkel.

Opdracht:
Je gaat naar twee winkels. Je onderzoekt op welke manier elke winkel artikelen op de winkelvloer opslaat. 

Slide 27 - Slide

Challenge week 2
Ga op onderzoek uit op je stage:

1. Hebben jullie momenteel lege vakken? Wat is denk je de servicegraad van jullie winkel?
2. Wat is het bestelpunt bij jullie in de winkel? Bestellen jullie daarnaast op vaste of variabele momenten?

Lever daarnaast de schoolopdracht ''Opslag van goederen'' in. 

Slide 28 - Slide

Challenge week 1
1. Op welke vier factoren moet je op letten bij het bestellen van producten?
2. Wat is de bestelfrequentie?
3. Wat zijn de drie soorten bestelkosten?
4. Wat reken je uit met de formule van Camp?
5. Hoe kan je de bestelkosten verlagen?

Slide 29 - Slide