leesles NT2. les 1

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

leesles NT2. les 1

Welk woord past in de zin?

Jaap zit op zijn

1. bui
2. fiets
3. broek
4. jas

Welk woord past in de zin?
Er komt opeens een......

1. fiets
2. jas
3. broek
4. bui

Welk woord past in de zin.

Door de bui is zijn broek ....

1. droog
2. nat
3. weg
4. wit

Welke zin is goed?

1. De broek is vies.
2. De broek is boos.
3. De broek is moe.

Maak de zin af:
Rita drinkt een glas ....

Welk woord past in de zin?
De sap valt op Rita's ....

1. hand
2. huis
3. zoon
4. broek

Welk woord past er in de zin?
Haar broek is erg .....

1. vies.
2. boos.
3. moe.
4. stom

Welk woord past in de zin:

Rita's ..... is ook op het feest

1. broek
2. arm
3. sap
4. zoon

Welke zin is goed ?

1. Hij eet sap.
2. Hij drinkt sap.

Welke zin is goed?

1. Zijn neus valt op de grond.
2. Zijn pen valt op de grond.

Welke zin is goed ?

1. Hij drinkt een glas melk.
2. Hij eet een glas vis.

Welke zin is goed ?

3. Zeep is vies.
4. Poep is vies.