Over Taal Blok 4 leerjaar 2 BBL/ KBL

Over Taal
Doelen: 
  • Je begrijpt de betekenis van verschillende schooltaalwoorden
  • Je begrijpt de betekenis van verschillende woorden uit leesteksten
  • Je kunt als enden op een goede manier gebruiken
  • Je weet wat vaktaalwoorden zijn

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Over Taal
Doelen: 
  • Je begrijpt de betekenis van verschillende schooltaalwoorden
  • Je begrijpt de betekenis van verschillende woorden uit leesteksten
  • Je kunt als enden op een goede manier gebruiken
  • Je weet wat vaktaalwoorden zijn

Slide 1 - Slide

Begrippen
A
duidelijk en netjes
B
meedoen met
C
woorden
D
het verschil zien

Slide 2 - Quiz

Aantonen
A
bewijzen
B
het verschil zien
C
meedoen met
D
woorden

Slide 3 - Quiz

Overzichtelijk
A
het verschil zien
B
meedoen met
C
weten hoe iets in elkaar zit
D
bewijzen

Slide 4 - Quiz

Maak nu: 
BBL: Opdracht 1 en 2
KBL: Opdracht 1 en 4

Klaar? 
Ga nu verder met deze lesson up

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Dus de regel is...
Na de stellende trap gebruik je het woordje als (wanneer het gelijk aan elkaar is). Vaak gebruik je ook de woorden even of (net) zo. Bijvoorbeeld: 
– Mijn moeder kan net zo snel fietsen als ik. 

Na de vergrotende trap gebruik je het woordje dan (wanneer er een verschil aanwezig is). Bijvoorbeeld:
– Mijn vader kan sneller fietsen dan ik.

Slide 7 - Slide

Eerlijk gezegd vind ik zoete drop lekkerder ..... zoute.
A
als
B
dan

Slide 8 - Quiz

In de eerste ronde was Eric bijna net zo snel ..... Peter.
A
als
B
dan

Slide 9 - Quiz

Shirley beweert dat Apeldoorn niet half zo groot is ..... Amsterdam.
A
als
B
dan

Slide 10 - Quiz

Veel leerlingen werken liever alleen ...... in een groepje.
A
als
B
dan

Slide 11 - Quiz

Madrid is niet zo ver ..... Lissabon, denk ik.
A
als
B
dan

Slide 12 - Quiz

Wendy is minstens even druk .... haar broertje.
A
als
B
dan

Slide 13 - Quiz

Kleine auto's rijden een stuk zuiniger ...... grote terreinwagens.
A
als
B
dan

Slide 14 - Quiz

Maak nu: 
BBL: Opdracht 7
KBL: Opdracht 8

Slide 15 - Slide

Weet je nu wanneer je de woorden 'als' en 'dan' moet gebruiken?
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll