Tegenargument en weerlegging

Zijn er nog vragen?
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 41 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Zijn er nog vragen?

Slide 1 - Slide

argumenten, tegenargumenten en weerlegging

Lesdoelen:
  • Ik weet welke vormen van argumentatie er zijn.
  • Ik weet welke argumentatiestructuren er zijn.
  • Ik begrijp de begrippen tegenargumentatie en weerlegging
  • Ik herken de signaalwoorden die horen bij argumentatie en tegenargumentatie.

Slide 2 - Slide

Voorkennis
- enkelvoudige argumentatie
- nevenschikkende argumentatie
- onderschikkende argumentatie

Slide 3 - Slide

Herhaling argumentatiestructuren
Wat weet jij nog over:

  • Enkelvoudige argumentatie
  • Onderschikkende argumentatie
  • Nevenschikkende argumentatie

Slide 4 - Slide

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.

Slide 5 - Slide

Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument.

Slide 6 - Slide

Bij nevenschikkende argumentatie gebruik je meer dan één argument. Ieder argument staat los van de andere argumenten. 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Feitelijke argumenten

Een feitelijk argument kun je controleren. 



Voorbeeld
Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop is bij mij om de hoek.


Slide 9 - Slide

Waarderende argumenten

Over een waarderend argument kan je van mening verschillen.




Voorbeeld

Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop is veel prettiger.

Slide 10 - Slide

Signaalwoorden

Argumenten kun je herkennen aan signaalwoorden. Woorden als want, omdat, en immers geven aan dat er een argument volgt.

Of aan de woorden ik vind....., ik ben van mening...

Slide 11 - Slide

Betoog
Een betogende tekst heeft de volgende elementen:
Een stelling
Argumenten voor de stelling
Een tegenargument
Een weerlegging van een tegenargument

Slide 12 - Slide

Wat is een tegenargument?

Een tegenargument is een idee of uitspraak die probeert te laten zien dat iemand anders niet gelijk heeft. Het is een soort "antwoord" op wat de ander zegt, maar het is nog niet per se het bewijs dat iets niet klopt. Het is meer een opmerking die laat zien dat je een andere mening hebt.

Bijvoorbeeld: Stel je voor dat iemand zegt: "Ik denk dat het beter is om altijd thuis te blijven en nooit naar buiten te gaan." Een tegenargument zou kunnen zijn: "Maar je kunt toch niet altijd thuis blijven, want dan mis je leuke dingen zoals spelen met je vrienden."

Slide 13 - Slide

Wat is een weerlegging?

Een weerlegging is sterker dan een tegenargument. Bij een weerlegging laat je niet alleen zien dat iemand anders een fout maakt, maar je bewijst ook waarom hun idee niet klopt. Je geeft feiten, voorbeelden of logica om te laten zien dat hun argument echt niet juist is.

Bijvoorbeeld: Dezelfde persoon zegt: "Ik denk dat het beter is om altijd thuis te blijven en nooit naar buiten te gaan." Een weerlegging zou kunnen zijn: "Uit onderzoek blijkt dat kinderen die buiten spelen, beter leren samenwerken en gezonder blijven. Dus het is belangrijk om wel naar buiten te gaan."

Slide 14 - Slide

Het verschil tussen een tegenargument en een weerlegging:

Een tegenargument is een reactie die laat zien dat je het niet eens bent met wat iemand zegt, maar het geeft geen bewijs waarom die persoon niet gelijk heeft.

Een weerlegging is een reactie waarbij je laat zien dat het idee van de ander niet klopt, en je bewijst dat met feiten of logica.

Slide 15 - Slide

Voorbeelden
Argument voor: "Thuiswerken is goed, omdat je geen reistijd hebt en flexibeler bent."

Tegenargument: "Maar sommige mensen zeggen dat thuiswerken minder productief is."

Weerlegging: "Dat klopt niet altijd, want uit onderzoek blijkt dat mensen die thuiswerken vaak meer focus hebben en minder afleiding ervaren dan op kantoor."

Slide 16 - Slide

Voorbeelden
Argument voor: "Buiten spelen is belangrijk voor kinderen, omdat het hun gezondheid en sociale vaardigheden bevordert."
Tegenargument: "Veel mensen denken dat het veiliger is om kinderen binnen te houden, vooral met alle gevaren buiten."
Weerlegging: "Hoewel veiligheid belangrijk is, is buitenspelen essentieel voor de ontwikkeling van kinderen, en kunnen we dit combineren met goede veiligheidsmaatregelen."

Slide 17 - Slide

Waarom wil een schrijver weerleggen?
1. Om de tegenargumenten te ontkrachten
Wanneer iemand anders een argument heeft gepresenteerd, wil een schrijver vaak aantonen waarom dat argument niet klopt of niet sterk genoeg is. Door de tegenargumenten te weerleggen, laat de schrijver zien dat zijn eigen standpunt sterker of beter onderbouwd is.

Bijvoorbeeld:
Als iemand zegt: "Sociale media maken mensen gelukkiger," kan een schrijver dit weerleggen door bewijs te geven dat sociale media juist stress en eenzaamheid kunnen veroorzaken.

Slide 18 - Slide

Waarom wil een schrijver weerleggen?
2. Om misverstanden of verkeerde informatie te corrigeren
Soms wordt er verkeerde informatie verspreid of zijn er misverstanden die verder het debat beïnvloeden. Een schrijver kan een weerlegging gebruiken om deze onjuiste informatie recht te zetten en duidelijk te maken waarom die niet klopt.

Bijvoorbeeld:
Als iemand beweert: "Er is geen bewijs dat klimaatverandering echt bestaat," kan een schrijver dit weerleggen door wetenschappelijke studies te noemen die de realiteit van klimaatverandering bevestigen.

Slide 19 - Slide

Hoe herken je een tegenargument? 
Een argument herken je aan signaalwoorden als: dat blijkt uit, immers, omdat, de reden hiervoor is.
Een weerlegging herken je aan: maar, echter
Vaak zie je in een tekst een tegenstellend verband als aankondiging van een tegenstelling en weerlegging :
daarentegen, maar hoewel, echter

Slide 20 - Slide

Opdracht bij filmpje

  1. Bekijk het filmpje op de volgende slide  en noteer de argumenten tegen telefoongebruik in de klas, daarna noteer je de tegenargumenten en weerlegging. 
  2. Vergelijk jouw lijstje met die van je buurman/ buurvrouw


Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Stelling 1
Lessen zouden in pyjama gevolgd mogen worden.

Slide 23 - Slide

Stelling 2
Leerlingen die gemiddeld een zeven of hoger voor een schoolvak staan, moeten vrijstelling van de lessen kunnen krijgen.

Slide 24 - Slide

materialen
  • kopieerblad tekst
  • kopieerblad opdrachten
  • kopieerblad theorie betoog + betoog schrijven
  •  

Slide 25 - Slide

Stelling 3
Kinderen moeten zelf hun vaste bedtijd bepalen.

Slide 26 - Slide

Stelling 4
Jonge kinderen zijn beter af met een brede kring aan vrienden dan met één beste vriend of vriendin.

Slide 27 - Slide

Stelling 5
Leerlingen mogen beslissen of een docent wordt ontslagen.

Slide 28 - Slide

Stelling 6
Leerlingen mogen verzoeken om niet bij een ex in de klas te komen.

Slide 29 - Slide

Stelling 7
Voor de proefwerkweek moet je een week vrij zijn.

Slide 30 - Slide

Stelling 8
Alle kinderenen zouden één ja-dag per jaar moeten krijgen.

Slide 31 - Slide

Aan de slag!
Maak opdracht 1  en 2 van Lezen h4 op blz. 107 (zie Classroom)

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

timer
10:00

Slide 34 - Slide

Tegenargument

Een tegenargument laat zien dat een argument onwaar of zwak  is.

In een discussie of debat proberen anderen vaak tegenargumenten in te brengen om duidelijk te maken

  • dat een argument onwaar is.
  • dat ze het niet met de stelling (het standpunt) eens zijn.



                                                                     



Slide 35 - Slide

Weerlegging

Als je tegenargumenten gebruikt om aan te tonen dat de ander het mis heeft noem je dat weerlegging.

Voorbeeld:

Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft,  is er niets aan de hand (weerlegging).

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Opdracht
Haal uit de tekst hiernaast:

- standpunt/stelling
- argumenten
- tegenargument
- weerlegging

Slide 38 - Slide

Bouwplan betoog
zie volgende sheet

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Aan de slag
Pak bladzijde 26 voor je.

Slide 41 - Slide