1. Je kunt de verschillen tussen ingeademde lucht en uitgeademde lucht noemen
2. Je kunt in een schematische tekening/ afbeelding de delen van het ademhalingsstelsel noemen. (neusholte, mondholte, keelholte, strottenhoofd, luchtpijp, bronchiën, longblaasjes, middenrif)
3. Je kunt van deze delen van het ademhalingsstelsel de functies noemen.
4. Je kunt uitleggen waarom neusademhaling gezonder is dan mondademhaling.
5. Je kunt de stand van de huig en het strotklepje aangeven bij ademhalen, bij het slikken en bij het verslikken.
6. Je kunt omschrijven wat er aan de hand is bij astma en COPD.
7. Je kunt 2 schadelijke stoffen in sigarettenrook noemen en je kunt omschrijven wat de gevolgen zijn als je deze stoffen binnenkrijgt.