a2 ch6 D

Bonjour!
1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Bonjour!

Slide 1 - Slide

Présence

Slide 2 - Slide

le programme
1. parler français et les devoirs
2. vocabulaire A+B
3. chapitre 6 D 
4. les devoirs

Slide 3 - Slide

ça va?

Slide 4 - Slide

lesdoel


je hebt de grammatica van 'welke' geleerd

Slide 5 - Slide

toetsdata hs6 2024
A2a 17 april, H2b 16 april: 
SO hs6 met woorden, werkwoorden en luisteren
(avoir, être, faire, aller, donner in présent en passé comp.
havo niet 'aller')
A2a 22 april, H2b 23 april: 
repetitie hs6 met woorden, grammatica, lezen en een schrijfopdracht (ipv zinnen stampen)


Slide 6 - Slide

les devoirs
D page 62 18cd en 19abc

à corriger

Slide 7 - Slide

welke
Tu vas dans quel camping?
quel staat voor het zelfst.nw waar het bij hoort: camping


QUEL VOEGT ZICH NAAR HET ZELFST NW WAAR HET OP SLAAT

Slide 8 - Slide

wat
Quel est ton camping préféré? 
Quel staat vóór 'est' en slaat ook hier op 'camping' 

QUEL VOEGT ZICH NAAR HET ZELFST NW WAAR HET OP SLAAT

Slide 9 - Slide

controleer 18cd met je buur (p63)
verschillen?

Slide 10 - Slide

19a zinsvolgorde Frans
Onderwerp-werkwoord(en)-lijdend voorwerp

bijwoordelijke bepaling (tijd, plek) kan voor- of achteraan de zin staan



NOTEER

Slide 11 - Slide

camping-dans-êtes-quel-vous
onderwerp-werkwoord(en)-lijdend voorwerp

bijwoordelijke bepaling (tijd,plek) kan voor- of achteraan staan

Slide 12 - Slide

est-préféré-ton sport-quel
onderwerp-werkwoord(en)-lijdend voorwerp

bijwoordelijke bepaling (tijd,plek) kan voor- of achteraan staan

Slide 13 - Slide

zin 4 en 5
onderwerp-werkwoord(en)-lijdend voorwerp

bijwoordelijke bepaling (tijd,plek) kan voor- of achteraan staan

Slide 14 - Slide

vergelijk 19c met je buur
verschillen?

(3. heure is vrouwelijk! à quelle heure)

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

in de toets van hs6: schrijfopdracht
20a.  : 
- je vraagt hoe zij heet
- je vraagt wat haar nationaliteit is
- je vraagt of ze van sport houdt
- je vraagt wat haar favoriete sport is
- je vraagt of jullie morgen (zullen) gaan voetballen
- je vraagt wat haar favoriete muziek is

après: 
faire 20c
A2a

Slide 17 - Slide

chapitre 5
les devoirs
leer  A en B + zinnen
(page 80)
leer werkwoord aller (p.164) 


Slide 18 - Slide

Au revoir

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide