H2.2 Waarom zou je sparen? les 5

Vandaag

  • Leg je boek (+schrift) klaar. Pen/potlood. 

  • GEEN TASSEN OF ANDERE SPULLEN OP TAFEL.

timer
1:30
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with text slides.

Items in this lesson

Vandaag

  • Leg je boek (+schrift) klaar. Pen/potlood. 

  • GEEN TASSEN OF ANDERE SPULLEN OP TAFEL.

timer
1:30

Slide 1 - Slide

Vandaag
SO
Huiswerk controle
Huiswerk nakijken
H2.2 Waarom zou je sparen?

Slide 2 - Slide

SO

Vrijdag 8-12-2023
of 
Dinsdag 12-12-2023









Slide 3 - Slide

Huiswerk controle

H2.1 (blz 40)
Opdr 7 + 8 + 10

H2.2 (blz 42+43)
Opdracht 14 t/m 18

Aantekeningen in je schrift:
-Saldo berekenen
-Redenen om te sparen

Rekenmachine, schrift én boek mee!






Slide 4 - Slide

H2.2 Waarom zou je sparen?

Slide 5 - Slide

Leerdoelen
  • Ik kan rente berekenen die ik ontvang op een spaarrekening.
  • Ik weet wat de geldfuncties zijn. 

Slide 6 - Slide

H2.2 Waarom zou je sparen?
Sparen heeft verschillende redenen.
Steek je hand op!

Slide 7 - Slide

Redenen om te sparen
  1. Je spaart voor een doel: je wilt over een tijdje iets kopen waarvoor je nu nog niet genoeg geld hebt.
  2. Je spaart uit voorzorg: zo heb je held achter de hand om onverwachte kosten te kunnen betalen.
  3. Je spaart voor de rente: van de bank krijg je rente over je spaargeld.

Slide 8 - Slide

Rentebedrag berekenen
Schrijf mee in je schrift!

Pak je rekenmachine.

Slide 9 - Slide

Rentebedrag berekenen
Rentebedrag per jaar = percentage ÷ 100 x spaarbedrag

Slide 10 - Slide

Rentebedrag berekenen voorbeeld
Rentebedrag per jaar = percentage ÷ 100 x spaarbedrag

Je heb €225. Je krijgt 1,2% rente per jaar. Bereken het bedrag je krijgt na 1 jaar rente.


Slide 11 - Slide

Rentebedrag berekenen voorbeeld
Rentebedrag per jaar = percentage ÷ 100 x spaarbedrag

Je heb €225. Je krijgt 1,2% rente per jaar. Bereken het bedrag je krijgt na 1 jaar rente.

1,2 ÷ 100 × € 225 = € 2,70

Slide 12 - Slide

Rentebedrag berekenen voorbeeld
Rentebedrag per jaar = percentage ÷ 100 x spaarbedrag

Je heb €375. Je krijgt 1,8% rente per jaar. Bereken het bedrag je krijgt na 1 jaar rente.


Slide 13 - Slide

Rentebedrag berekenen voorbeeld
Rentebedrag per jaar = percentage ÷ 100 x spaarbedrag

Je heb €375. Je krijgt 1,8% rente per jaar. Bereken het bedrag je krijgt na 1 jaar rente.

1,8 ÷ 100 x €375 = €6,75

Slide 14 - Slide

Rentebedrag berekenen voorbeeld
Rentebedrag per jaar = percentage ÷ 100 x spaarbedrag

Je heb €855. Je krijgt 1,4% rente per jaar. Bereken het bedrag je krijgt na 1 jaar rente.



Slide 15 - Slide

Rentebedrag berekenen voorbeeld
Rentebedrag per jaar = percentage ÷ 100 x spaarbedrag

Je heb €855. Je krijgt 1,4% rente per jaar. Bereken het bedrag je krijgt na 1 jaar rente.

1,4 ÷ 100 x €855 = €11,97

Slide 16 - Slide

Rentebedrag berekenen voorbeeld
LET OP!
Je heb €225. Je krijgt 1,2% rente per jaar. Bereken het bedrag dat je op je rekening hebt na een jaar.



Slide 17 - Slide

Rentebedrag berekenen voorbeeld
LET OP!
Je heb €225. Je krijgt 1,2% rente per jaar. Bereken het bedrag dat je op je rekening hebt na een jaar.

1,2 ÷ 100 × € 225 = € 2,70
€225 + €2,70 = €227,70

Slide 18 - Slide

Geldfuncties
Schrijf mee in je schrift!

Slide 19 - Slide

Geldfuncties
Schrijf mee in je schrift!

Slide 20 - Slide

Geldfuncties

  • Geld als ruilmiddel: wanneer je iets koopt.
  • Geld als spaarmiddel: wanneer je geld bewaart om later uit te geven.
  • Geld als rekenmiddel: wanneer de waarde van iets in geld uitgeeft. 

Slide 21 - Slide

Geldfuncties

  • Geld als ruilmiddel: wanneer je iets koopt.
  • Geld als spaarmiddel: wanneer je geld bewaart om later uit te geven.
  • Geld als rekenmiddel: wanneer de waarde van iets in geld uitgeeft. 

Slide 22 - Slide

Geldfuncties

  • Geld als ruilmiddel: wanneer je iets koopt.

Slide 23 - Slide

Geldfuncties

  • Geld als ruilmiddel: wanneer je iets koopt.
  • Geld als spaarmiddel: wanneer je geld bewaart om later uit te geven.
  • Geld als rekenmiddel: wanneer de waarde van iets in geld uitgeeft. 

Slide 24 - Slide

Geldfuncties

  • Geld als rekenmiddel: wanneer de waarde van iets in geld uitgeeft. 

Slide 25 - Slide

Geldfuncties

  • Geld als ruilmiddel: wanneer je iets koopt.
  • Geld als spaarmiddel: wanneer je geld bewaart om later uit te geven.
  • Geld als rekenmiddel: wanneer de waarde van iets in geld uitgeeft. 

Slide 26 - Slide

Geldfuncties

  • Geld als spaarmiddel: wanneer je geld bewaart om later uit te geven.

Slide 27 - Slide

Aan de slag

Opdracht 20 + 21 + 24 t/m 26

blz 44+ 45

Huiswerk dinsdag 2e uur


timer
8:00

Slide 28 - Slide