Cursus 7 paragraaf 11

Cursus 7
Spelling §11


1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Cursus 7
Spelling §11


Slide 1 - Slide

Deze les:
- Herhaling Engelse werkwoorden
Lesdoel bespreken
- Uitleg
- Opdrachten maken

Slide 2 - Slide

Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:
A
De computer crashed tijdens de les
B
De computer crasht tijdens de les
C
De computer crashet tijdens de les
D
De computer crash't tijdens de les

Slide 3 - Quiz

Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:

timer
0:15
A
Hij gamet de hele dag.
B
Hij gamed de hele dag.
C
Hij gamt de hele dag.
D
Hij game't de hele dag.

Slide 4 - Quiz

Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:
timer
0:15
A
De leerling stresste tijdens de toetsweek
B
De leerling streste tijdens de toetsweek
C
De leerling stressde tijdens de toetsweek
D
De leerling stresde tijdens de toetsweek

Slide 5 - Quiz

Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:
A
Gisteren racede ik naar huis
B
Gisteren racte ik naar huis
C
Gisteren racete ik naar huis
D
Gisteren racde ik naar huis

Slide 6 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: barbecueën
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 7 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: timen
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 8 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: lunchen
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 9 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij (racen)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 10 - Quiz

Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:
A
Bob logt in en downloadt een document.
B
Bob logd in en download een document.
C
Bob logt in en download een document.
D
Bob logt in en downloat een document.

Slide 11 - Quiz

Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:

A
Hij heeft de hele dag gegamed.
B
Hij heeft de hele dag gegamet.
C
Hij heeft de hele dag gegamt.
D
Hij heeft de hele dag gegamd.

Slide 12 - Quiz

Welke stelling is waar?
A
Engelse werkwoorden vervoeg je anders dan Nederlandse.
B
Engelse werkwoorden gebruik je eigenlijk niet in het Nederlands.
C
De dubbele medeklinker aan het eind wordt altijd weg gehaald.
D
De stam van een Engels werkwoord maak je door -en van het werkwoord af te halen.

Slide 13 - Quiz

Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:

A
Hij gamet de hele dag.
B
Hij gamed de hele dag.
C
Hij gamt de hele dag.
D
Hij game't de hele dag.

Slide 14 - Quiz

Ik .... (appen) mijn beste vriend gisteren.

Slide 15 - Open question

Mijn vader ........ (managen) vroeger altijd alles.

Slide 16 - Open question

Zijn vriend (relaxen) gisteren bij hem thuis.

Slide 17 - Open question

Lesdoel:
Ik kan het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord spellen.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Voltooid deelwoord.
Er kunnen meer werkwoorden in de zin staan naast de pv.
Voltooid deelwoord is daar 1 van. 
Vaak een werkwoord met ge-, her-, ver- of be-.
De pv is dan vaak het werkwoord: zijn, hebben, worden.

Ik heb mijn huiswerk gemaakt.

Slide 20 - Slide

Voltooid deelwoord
Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?

Eindigt op een -t/-d? > maak het langer:
Ik heb mijn huiswerk gemaak..
Het gemaakte huiswerk?
Het gemaakde huiswerk?

Slide 21 - Slide

Voltooid deelwoord
 'T SeXy FoKSCHaaP > Pak het hele ww, haal -en eraf. Staat de laatste letter in 'T SeXy FoKSCHaaP? 
Ja? > voltooid deelwoord schrijf je met  -t.
Nee? > voltooid deelwoord schrijf je met  -d.

Slide 22 - Slide

Voltooid deelwoord
Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?

Eindigt op een -en > schrijf het dan zo kort mogelijk op:
Die wedstrijd heb ik uitgelopen.

Niet: uitgeloopen.

Slide 23 - Slide

Een voltooid deelwoord kan ook als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt. Het staat dan vóór het zelfstandig naamwoord.

Schrijf dit altijd zo kort mogelijk (géén werkwoordregels gebruiken!)
Bijvoorbeeld:
De sinaasappel werd geperst - De geperste sinaasappel.

De toets werd ingehaald - 
De ingehaalde toets.

Slide 24 - Slide

De baby werd gevoed.
Het vliegtuig is geland.
Het ei is gebakken.
De uitleg is uitgebreid.
De ......................... baby.
Het .......................... vliegtuig.
Het ........................... ei.
De ......................... uitleg.

Slide 25 - Slide

De baby werd gevoed.
Het vliegtuig is geland.
Het ei is gebakken.
De uitleg is uitgebreid.
(vergroten)
(kruiden)
(bieden)
(vrezen)
De ......................... baby.
Het .......................... vliegtuig.
Het ........................... ei.
De ......................... uitleg.
De ......................... foto.
Een ....................... gerecht.
De .......................... service.
De ........................... haai.

Slide 26 - Slide

Opdrachten maken:
- Cursus 7 §11 opdracht 1 t/m 4 maken.

Klaar?
- Noordhoff online > trainen cursus 7 §10 + §11 
- Ander vak

Slide 27 - Slide