2.2

1 / 35
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Herhaling omrekenen van bedragen
  • Leerdoelen
  • Begin uitleg H2.2
  • Tijd voor huiswerk
  • Leerdoelen check

Slide 2 - Slide

Hoe zat het ook al weer?
Bij het omrekenen ga je altijd eerst naar jaar
Week
Jaar
Maand

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
In deze paragraaf leer je...
  • Welke functies geld kan hebben;
  • welke redenen er zijn om te sparen;
  • wat rente is bij sparen;
  • hoe je de rente berekent die je op een spaarrekening ontvangt.

Slide 4 - Slide

Sparen jullie? Of hebben jullie een keer gespaard?

Slide 5 - Slide

Rente

Rente = vergoeding % van bedrag

Als je geld op je spaarrekening hebt staan, krijg je rente.

Als je geld van een bank leent, betaal je rente.


Slide 6 - Slide

Rente per jaar berekenen
Bo heeft €450 op haar spaarrekening gezet. Hiervoor krijgt ze 3% rente. Bereken haar rente. En bereken haar totaal.

Deze formule gebruik je hiervoor: 
  • rentepercentage ÷ 100 x spaarbedrag

Slide 7 - Slide

Bereken de rente per jaar
1. Gijs heeft €230 op zijn spaarrekening. Hij krijgt 2,5% rente.

2. Jesse heeft €145 op zijn spaarrekening. Hij krijgt 1,8% rente.

3. Anouk heeft €1.320 op zijn spaarrekening. Zij krijgt 3% rente.

Slide 8 - Slide

Nu mogen jullie
Wat? Opdracht 8 t/m 13 van 2.2 (blz. 52)
Hoe? Je mag zachtjes overleggen, niet roepen
Wanneer? Woensdag gaan we hiermee verder
Klaar? Controleer of je 1 t/m 17 van 2.1 helemaal af hebt!

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Herhaling rente
  • Leerdoelen
  • Verder uitleg H2.2
  • Quizjeee
  • Tijd voor huiswerk
  • Leerdoelen check

Slide 11 - Slide

Leerdoelen
In deze paragraaf leer je...
  • Welke functies geld kan hebben;
  • welke redenen er zijn om te sparen;
  • wat rente is bij sparen;
  • hoe je de rente berekent die je op een spaarrekening ontvangt.

Slide 12 - Slide

Herhaling vorige les
Als je spaart, dan krijg je .... ?
  • Rente 
Wat is dat? 
  • Vergoeding op je spaargeld (cadeautje van de bank)

Deze formule gebruik je hiervoor: 
  • rentepercentage ÷ 100 x spaarbedrag

Slide 13 - Slide

Geldfuncties

Slide 14 - Slide

Reden om te sparen

Slide 15 - Slide


Hou de kleur omhoog waarvan jij denkt dat daar het juiste antwoord in staat!
[

Slide 16 - Slide

Wat zijn de soorten inkomens?
Loon/salaris, winst en uitkering
Loon/salaris, rente en uitkering

Slide 17 - Slide

Wat zijn de soorten inkomens?
Loon/salaris, winst en uitkering

Slide 18 - Slide

Wat is een uitkering?
Al het geld van zakgeld, kinderbijslag, werkloosheid, ziek
Geld van de overheid zonder tegenprestatie

Slide 19 - Slide

Wat is een uitkering?
Geld van de overheid zonder tegenprestatie

Slide 20 - Slide

Wat is winst?
Als je geld wint, bijvoorbeeld vanuit een kraslot
Je krijgt meer geld dan dat je geld uitgeeft met je bedrijf

Slide 21 - Slide

Wat is winst?
Je krijgt meer geld dan dat je geld uitgeeft met je bedrijf

Slide 22 - Slide

Hoe reken je van week naar maand?
Het bedrag dat je krijgt per week x 4
Het bedrag dat je krijgt per week x 52 ÷ 12

Slide 23 - Slide

Hoe reken je van week naar maand?
Het bedrag dat je krijgt per week x 52 ÷ 12

Slide 24 - Slide

Wat zijn voorbeelden van vaste lasten?
Abonnementen, contributie, huur
Boodschappen, uitgaan, cadeautjes, kleding

Slide 25 - Slide

Wat zijn voorbeelden van vaste lasten?
Abonnementen, contributie, huur

Slide 26 - Slide

Welke geldfuncties heb je?
Ruilmiddel, spaarmiddel en rekenmiddel
Ruilmiddel, rekenmiddel en rentemiddel

Slide 27 - Slide

Welke geldfuncties heb je?
Ruilmiddel, spaarmiddel en rekenmiddel

Slide 28 - Slide

Wat is rekenmiddel?
Je kan met geld rekenen
Waarde van iets in geld uitdrukken

Slide 29 - Slide

Wat is rekenmiddel?
Waarde van iets in geld uitdrukken

Slide 30 - Slide

Wat is rente?
Een vergoeding van de bank
Zakgeld van je ouders

Slide 31 - Slide

Wat is rente?
Een vergoeding van de bank

Slide 32 - Slide

Hoe bereken je de rente?
% ÷ 100 x spaarbedrag
spaarbedrag ÷ 100 x %

Slide 33 - Slide

Hoe bereken je de rente?
% ÷ 100 x spaarbedrag
spaarbedrag ÷ 100 x %

Slide 34 - Slide

Nu mogen jullie
Wat? Opdracht 1 t/m 7 van 2.2 (blz. 50)
Hoe? Je mag zachtjes overleggen, niet roepen
Wanneer? Opdracht 1 t/m 13 weektaak volgende week.
Klaar? Controleer of je 1 t/m 17 van 2.1 helemaal af hebt!

Slide 35 - Slide